week 2 s2 Flashcards
de opvoeding, de scholing
l’educazione
de school
la scuola
de openbare school
la scuola pubbliche
de leerplicht, het verplichte onderwijs
la scuola dell’obbligo
school-, van de school
scolastico, scolastica
schooljaar
l’anno scolastico
de peuterspeelzaal en groep 1 en 2 van de basisschool (3-5jaar)
l’asilo (infantile)
de peuterspeelzaal en groep 1 en 2 van de basisschool (3-5jaar)
la scuola materna
groep 3-7 van de basisschool (6-11jaar)
la scuola elementare
groep 8 van de basisschool en de onderbouw van de middelbare school (11-14)
la scuola media
de bovenbouw van de middelbare school (15-18)
la scuola superiore
het vwo
il liceo
d eklas
la classe
de les
la lezione
leren
imparare
de afwezigheid, de absentie
l’assenza
verzuimen
fare assenze
inhalen (van lessen), ophalen (van cijfers)
recuperare
de herkansing, het inhalen
il recupero
de vakantie
le vacanze
het onderwijs
l’insegnamento
iets aan iemand leren, iemand iets onderwijzen
insegnare (qc a qu)
de docent/e, de leraar/lerares
l’insegnante
de onderwijzer/es, de leerkracht
il maestro, la maestra
autoritair
autoritario, autoritaria
streng
severo, severa
de strengheid
la severità
de leraar/lerares, de docent/e, de professor, de hoogleraar
il professore, la professoressa
het eindexamen
l’esame di maturità
het staatsexamen
l’esame di stato
het diploma, het getuigschrift
il diploma
de gediplomeerde
il diplomato, la diplomata
het schooldiploma
la licenza
de titel, het diploma
il titolo di studio
de leerling/e, de scholier
l’alunno, l’alunna
de leerling/e
l’allievo, l’allieva
de klasgenoot/-genote, de schoolvriend/in
il compagno, la compagna
bezoeken, zitten op/in
frequentare
de aandacht
l’attenzione
zich concentreren
concentrarsi
oplettend, aandachtig
attento, attenta
de stilte
il silenzio
stil zijn
fare silenzio
stil, rustig
silenzioso, silenziosa
zwijgend, stil
zitto, zitta
naar iemand/iets luisteren
ascoltare qu/qc
het rapport, de cijferlijst
la pagella
het cijfer, de beoordeling
il voto
iemand laten zakken
bocciare qu
iemand laten overgaan
promuovere qu
het vak, de discipline
la materia
het voorbeeld
l’esempio
de oefening
l’esercizio
uit het hoofd leren
imparare a memoria
de (leer)methode, de aanpak
il metodo
uitleggen, uiteenzetten
spiegare
weten, kennen, kunnen
sapere
het huiswerk
i compiti
juist, correct, precies
esatto, esatta
de fout, de vergissing
l’errore
de vergissing, de fout
lo sbaglio
dom
stupido, stupida
doorstrepen, uitwissen
cancellare
de zin
la frase
corrigeren, verbeteren
correggere
juist, correct
correto, corretta
de correctie, de verbetering
la correzione
de corrector/correctrice
il correttore, la correttrice
lezen
leggere
het boek
il libro
schrijven
scrivere
het schrift, het opschrijfboekje
il quaderno
de pen
la penna (stilografica)
het potlood
la matita
de balpen
la biro
de blocnote
il block notes
het schoolbord
la lavagna
het krijt
il gesso
de spons
la spugna
de vreemde taal
la lingua straniera
het Duits
il tedesco
het Engels
l’inglese
het Frans
il francese
het Spaans
lo spagnolo
het Italiaans
l’italiano
het woordenboek
il dizionario
de encyclopedie
l’enciclopedia
vertalen
tradurre
de grammatica
la grammatica
de spelling, de orthografie
l’ortografia
aardrijkskunde
la geografia
geschiedenis
la storia
biologie
la biologia
natuurkunde
la fisica
scheikunde
la chimica
kunstzinnige vorming
l’arte
muziek
la musica
godsdienst
la religione
sport
lo sport
wiskunde
la matematica
tellen
contare
rekenen
calcolare
optellen
sommare
aftrekken
sottrarre
vermenigvuldigen
moltiplicare
delen
dividere
de universiteit
l’università
de leerstroel
la cattedra
de faculteit
la facoltà
de studie, het leren
lo studio
studeren, leren
studiare
worden
diventare
de student/e
lo studente, la studentessa
het college, het vak
il corso
het mondelinge tentamen
il colloquio
de wetenschap
la scienza
geneeskunde, medicijnen
la medicina
farmacie
la farmacia
de ingenieursstudie
l’ingegneria
de kern
il nucleo
nucleair, kern-
nucleare
informatica
l’informatica
filosofie
la filosofia
letterkunde
la letteratura
letteren
le lettere
rechten
la legge
economie
l’economia
archeologisch, oudheidkundig
archeologico, archeologica
de archeoloog/loge, de oudheidkundige
l’archeologo, l’archeologa
archeologie, oudheidkunde
l’archeologia
bouwkunde, architectuur
l’architettura
het Latijn
il latino
het Grieks
il greco
het lezen, de interpretatie
la lettura
de docent/e
il lettore, la lettrice
de docent/e
il, la docente
examineren, tentamineren
esaminare
het tentamen
l’esame
het resultaat, de uitslag
il risultato
naar voren komen, blijken
risultare
herexamen laten doen
rimandare
het gevoel, het sentiment
il sentimento
de liefde
l’amore
houden van, liefhebben
amare
de minnaars
gli amanti
de genegenheid
l’affetto
liefdevol, hartelijk
affettuoso, affettuosa
hartelijke groeten
affettuosi saluti
de sympathie, de genegenheid
la simpatia
nobel
nobile