week 10 Flashcards
leren
apprendere
Jong geleerd, oud gedaan
apprendi l’arte e mettila da parte
de leerling/e, de leerjongen/ het leermeisje
l’apprendista
de stage
lo stage
de stagiair/e
il, la praticante
de sollicitatie(brief)
la domanda di assunzione
solliciteren
fare domanda di assunzione
de taak, de functie
la mansione
de (beroeps)opleiding, de instructie
l’istruzione
het curriculum (vitae)
il curriculum
beroeps-, professioneel
professionale
de beroepsopleiding
la formazione professionale
de eigenaar / eigenaresse
il, la titolare
het hoofd, de chef/fin
il capo
het afdelingshoofd, de afdelingschef/in
il, la caporeparto
de werkplaats
l’officina
de sector, de branche
il settore
het beroep
la professione
de beroepsbeoefenaar, de professional
il, la professionista
de beoefenaar van een vrij beroep, de ondernemer
il libero professionista, la libera professionista
de docent/e
l’insegnante
de advocaat/advocate
l’avvocato, l’avvocatessa
de journalist/e
il, la giornalista
de designer, de vormgever/geefster
il, la designer
de ingenieur
l’ingegnere
de programmeur
il programmatore, la programmatrice
de arts, de dokter
il medico
de dokter, de arts
il dottore, la dottoressa
de dierenarts, de veearts
il veterinario, la veterinaria
de tandarts
il, la dentista
de apotheker/es
il, la farmacista
de psycholoog/psychologe
lo psicologo, la psicologa
de verpleegkundige
l’infermiere, l’infermiera
de agent/e, de vertegenwoordiger/ster
l’agente
handelsvertegenwoordiger
agente di commercio
het agentschap, het filiaal, het bedrijf
l’agenzia
reisbureau
agenzia di viaggi
de assistent/e, de medewerker/ster
l’assistente
samenwerken met iemand
collaborare con qu
de administratief medewerker/ster, de secretaresse
il segretario, la segretaria
het secretariaat
la segreteria
het ambacht, het vak, het beroep
il mestiere
de ambachtsman/vrouw
l’artigiano, l’artigiana
de expert, de deskundige
il perito