Week 3 - Haft-van Rees Flashcards

1
Q

Welke drie theorieën over gesprekken presenteert Haft-van Rees en wat houden deze in? (Haft-van Rees)

A
  1. Het symbolisch interactionisme - hierbij wordt het gesprek gezien als een sociale activiteit. Deelnemers beschouwen elkaar als een generalized other; de regels van de instituties waar beide deel aan hebben bepalen de bedoelingen en reacties die aan de ander worden toegeschreven. Daardoor kunnen zij anticiperen op elkaars reactie en elkaars bedoelingen herkennen.
  2. De taalhandelingstheorie van Searle - hierbij is taalgebruik een vorm van handelen.
  3. Grice’s samenwerkingsbeginsel - het deelnemen aan gesprekken is een vorm van rationeel gedrag dat erop is gericht bepaalde doelen te bereiken, met als belangrijkste doel het uitwisselen van informatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het beginsel van samenwerking dat bij de theorie van Grice een belangrijke rol speelt? (Haft-van Rees)

A

Dit is het idee dat bijdragen aan het gesprek afgestemd zijn op het geen in dat stadium van het gesprek vereist is voor het doel of de richting van het gesprek op dat moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke vier opzichten kan een uiting voldoen aan het samenwerkingsbeginsel van Grice? (Haft-van Rees)

A
  1. Qua kwaliteit –> zeg niets dat niet waar is
  2. Qua kwantiteit –> geef zoveel informatie als mogelijk is en nodig voor het gesprek.
  3. Qua relatie –> zorg ervoor dat de bijdrage relevant is.
  4. Qua stijl –> wees duidelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vier soorten taalhandelingen kunnen worden onderscheiden? (Haft-van Rees)

A
  1. Uitingshandeling –> uiten van klanken die woorden vormen
  2. Illocutionaire handeling –> strekking geven aan woorden
  3. Propositionele handeling –> verwijzen naar bepaalde entiteiten
  4. Perlocutionaire handeling –> er wordt een effect teweeg gebracht op het denken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het communicatieve effect? (Haft - van Rees)

A

Dit is het idee dat de spreker als doel heeft het illocutionaire effect te bewerkstelligen dat de luisteraar begrijpt welke illocutionaire handeling hij uitvoert en wat de propositionele inhoud daarvan is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het interactionele effect? (Haft-van Rees)

A

Dit is het gegeven dat de spreker minimaal het effect probeert te bereiken dat de luisteraar zijn bijdrage aanvaardt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke geslaagdheidsvoorwaarden noemt Searle voor het uitvoren van een illocutionaire handeling?

A
  1. Propositionele inhoudsvoorwaarden –> welke eigenschappen moet de propositionele inhoud hebben.
  2. Voorbereidende voorwaarden –> specificering van de omstandigheden zonder welke de uiting niet kan gelden als illocutionaire handeling in kwestie.
  3. Oprechtheidsvoorwaarden –> welke geestestoestand moet de spreker hebben
  4. Essentiële voorwaarden –> wat is het doel van de handeling en het essentiële kenmerk ervan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is impliciete uitvoering van een handeling?

A

Dit houdt in dat de handeling wordt voltrokken zonder dat er een talige uitdrukking wordt gebruikt die als betekenis heeft dat met het uiten ervan die handeling wordt uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is Grice’s theorie met name belangrijk?

A

Omdat ermee verklaard kan worden hoe een spreker met zijn uiting iets anders kan bedoelen dan wat hij letterlijk zegt en hoe de luisteraar dit ook zo kan opvatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee benaderingen worden in het onderzoek naar conversatieanalyse onderscheiden?

A
  1. Sociologische oriëntatie: beschrijving van interactieprincipes van gesprekken (Conversation Analysis).
  2. Linguïstische oriëntatie: beschrijving van structuurprincipes van gesprekken (Discourse Analysis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke methode hanteert de discourse analysis (DA)?

A

De taalhandelingstheorie: analyse van geschoonde tekstfragmenten en geconstrueerde voorbeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke methode hanteert de conversation analysis (CA)?

A

Analyse van aangrenzende paren in getranscribeerde tekstfragmenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor soorten regels zijn er nodig voor de beschrijving van de interne samenhang van gesprekken (3)?

A
  1. Interpretatieregels
  2. Productieregels
  3. Opeenvolgingsregels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie kritiekpunten op de discourse analysis-benadering.

A
  1. De taalhandelingstheorie gaat er ten onrechte vanuit dat er één bepaalde functie kan worden aangewezen per uiting.
  2. De taalhandelingstheorie gaat er ten onrechte vanuit dat er een één-op-één relatie is tussen zin en taalhandeling.
  3. De relatie tussen uitingsvorm en handeling is niet zo eenvoudig als de DA-onderzoekers willen doen voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem twee kritiekpunten op de conversation analysis-benadering?

A

De kritiek op de taalhandelingstheorie is niet terecht; het kenmerk van indirecte taalhandelingen is dat het uitingen zijn waarmee twee illocutionaire handelingen tegelijk worden voltrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat de specifieke relatie tussen een eerste en tweede paardeel?

A

Deze bestaat eruit dat in het eerste paardeel een bepaalde communicatieve handeling wordt verricht waarmee de spreker een bepaald interactioneel effect probeert te bereiken, en dat in het tweede paardeel de luisteraar laat weten in hoeverre de handeling van de spreker communicatief en interactioneel geslaagd is.

17
Q

Wanneer is er sprake van een geprefereerd tweede paardeel?

A

Als de tweede spreker er voorkeur aan geeft de strekking en de inhoud van de uiting van de spreker te aanvaarden.

18
Q

Wat is een pre-sequentie?

A

Deze gaat vooraf aan het eerste paardeel van de hoofdsequentie. De sequentie wordt ingezet door de spreker die het eerste paardeel van de hoofdsequentie inzet.

19
Q

Wat is een ingebedde sequentie?

A

Deze volgt op de eerste en gaat vooraf aan het tweede paardeel van de hoofdsequentie.

20
Q

Wat is een post-sequentie?

A

Een post-sequentie volgt op het tweede paardeel van de hoofdsequentie. Dit kan door beide sprekers worden ingezet.