Hoofdstuk 1 en 2 - extra Flashcards

1
Q

Wat houdt scaffolding precies in?

A

Scaffolding is een manier om mensen nieuwe kennis of vaardigheden aan te leren. Dit gebeurt door die leerstof te verbinden aan kennis of vaardigheden die de leerling al bezit. Zo kan de leerling voortbouwen op wat hij al weet of kan en is de nieuwe leerstof makkelijker te begrijpen en te onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat het doel is van het schrijfmodel van Flower & Hayes (1981).

A

Het schrijfmodel van Flower & Hayes is bedoeld om de cognitieve processen weer te geven die plaatsvinden bij het schrijven van een tekst. Op basis van dit model kan bepaald worden hoe goede schrijvers teksten schrijven en kan het schrijfonderwijs daarop worden aangepast (en verbeterd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van het CCC-model van Renkema?

A

Het CCC-model van Renkema is bedoeld voor een systematische beoordeling van het schrijfproduct. Dit gebeurt aan de hand van 3 criteria (correspondentie, consistentie en correctheid) op 5 tekstniveaus (teksttype, inhoud, opbouw, formulering, presentatie). Het model kan worden gebruikt als checklist om het eindproduct te verbeteren (ook door de schrijver zelf).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom kun je het schrijfmodel van Flower & Hayes recursief noemen?

A

Het model laat zien dat de verschillende processen die schrijvers doorlopen niet in een vaste volgorde worden doorlopen maar door elkaar kunnen plaatsvinden (het model is niet lineair). De processen kunnen elkaar onderbreken en afwisselen en een schrijver kan steeds weer terugkeren naar een ‘eerder’ proces, bijvoorbeeld tijdens het formuleren kan hij terugkeren naar het planningsproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een verschil tussen goede schrijvers en slechte schrijvers wat betreft de planning.

A

Goede schrijvers ontwikkelen retorische plannen waarmee ze doelen stellen en bijstellen, terwijl slechte schrijvers voornamelijk vanuit inhoudsplannen schrijven en enkel op zinsniveau plannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem een verschil tussen goede schrijvers en slechte schrijvers wat betreft het formuleerproces.

A

Goede schrijvers hebben weinig moeite met formuleren van woorden en zinnen. Eventuele problemen met spelling stellen ze uit. Slechte schrijvers hebben wel moeite met formuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een verschil tussen goede schrijvers en slechte schrijvers wat betreft het riviseerproces.

A

Tijdens het reviseerproces nemen goede schrijvers afstand van de tekst en passen de tekst steeds aan aan het publiek en het doel. Zij reflecteren voortdurend en keren ook terug naar eerdere onderdelen in het proces. Slechte schrijvers keren niet terug naar eerdere processen en reviseren nauwelijks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houden de drie soorten plannen in die Flower en Hayes onderscheiden?

A
  1. Retorische plannen: plannen om vast te stellen wat het te bereiken doel is, welke functie de te schrijven tekst heeft (‘plan to do’). Om dit plan uit te voeren, genereren schrijvers vaak subplannen.
  2. Inhoudsplannen: een plan voor wat de schrijver wil zeggen, simpele versie van wat de schrijver voor informatie wil geven (‘plan to say’).
  3. Procesplannen: plannen gericht op het doorlopen van het schrijfproces (‘plan to compose’).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit wat de kritiek op de totstandkoming van het schrijfmodel van Flower en Hayes inhoudt.

A

Het model is tot stand gekomen aan de hand van de hardop-denkmethode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jansen en Lenz (2008) geven aan dat leesbaarheidsformules niet volstaan. Leg dit uit aan de hand van twee voorbeelden.

A

De formules houden geen rekening met de samenhang van de tekst. Het gebruik van verwijswoorden bijvoorbeeld kan de leesbaarheid van een tekst bijvoorbeeld sterk beïnvloeden, terwijl hier geen rekening mee wordt gehouden in de formule. Zie de volgende voorbeelden: ‘Anne en Sara kwamen Gert tegen, ze fietsten daarna naar het station.’
vs.
‘Anne en Sara kwamen Gert tegen, hij fietste daarna naar het station’
In het eerste voorbeeld in onduidelijk naar wie ‘ze’ verwijst, maar de formule zou hetzelfde leesbaarheidsresultaat geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kunnen inzichten uit de pragma-dialectiek volgens Koetsenruijter & Slot (1990) van nut zijn voor het schrijfonderwijs?

A

De pragma-dialectiek biedt aanknopingspunten voor het schrijven van betogen, want

  • Zij biedt hulpmiddelen voor het opstellen ve argumentatiestructuur
  • zij helpt bij het formuleren en verantwoorden van eisen aan de argumentatie (a.d.h.v. de discussieregels)
  • zij helpt bij het formuleren en verantwoorden van richtlijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat verstaat Van Rees onder ‘register’?

A

Het soort taalgebruik dat samenhangt met een bepaalde situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem een argument vóór en een argument tegen direct-to-consumer advertising voor medicijnen (zie Van Poppel en Rubinelli 2011).

A

Argument vóór: DTCA is een vorm van health education, het geeft consumenten informatie over medicijnen zodat zij zelf een keus kunnen maken (en hun gezondheid kunnen verbeteren).
Argument tegen: DTCA is alleen op winst gericht en moedigt overbodig en gevaarlijk medicijngebruik aan/consumenten hebben zelf te weinig kennis om medicijnen te beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly