Hoofdstuk 1 - Flower & Hayes en Bochardt Flashcards

1
Q

Op welke vier speerpunten is de theorie van Flower en Hayes gebaseerd? (Flower en Hayes)

A
  1. Het schrijfproces is een verzameling van denkprocessen die de schrijvers doorlopen en organiseren.
  2. Deze processen zijn hiërarchisch en ingebed in elkaar.
  3. Het schrijfproces is een doelgericht proces.
  4. Schrijvers creëren hun eigen doelen op twee manieren: door hoge en subdoelen te genereren en door doelen te veranderen en nieuwe doelen in te stellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn ‘stage models’ van schrijfprocessen volgens Flower en Hayes niet geschikt? (Flower en Hayes)

A

Hierbij wordt alleen gekeken naar de groei van het geschreven product en niet naar het innerlijke proces dat een schrijver tijdens het schrijven doorloopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom achten Flower en Hayes het van belang cognitieve processen te identificeren? (Flower en Hayes)

A

Op die manier kunnen de schrijfstrategieën van goede en slechte schrijvers vergeleken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen protocolanalyse en introspectieve analyse? (Flower en Hayes)

A

Bij protocolanalyse wordt tot in detail beschreven wat er in het hoofd van de schrijver omgaat tijdens het schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een protocol precies bij Flower en Hayes? (Flower en Hayes)

A

De transcriptie van het hardop denken van een bestudeerde schrijver.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie hoofdelementen bevat het model van Flower en Hayes? (Flower en Hayes)

A
  1. De taakomgeving (alles buiten de schrijver zelf)
  2. Het langetermijn-geheugen (hierin zit kennis opgeslagen van het onderwerp, het publiek en zijn schrijfplannen).
  3. De schrijfprocessen zelf (de subprocessen plannen, vertalen en herzien).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke problemen kent het lange termijn-geheugen met betrekking tot het schrijfproces? (Flower en Hayes)

A
  1. De manier vinden om de juiste kennis op te roepen.

2. Het herorganiseren van die informatie om binnen een retorisch probleem te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat verstaan Flower en Hayes in hun model onder “plannen”? (Flower en Hayes)

A

Binnen het planningsproces vormt de schrijver een innerlijke representatie van de kennis die hij bij het schrijven gaat gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de taak van het organisatieproces als subproces van het plannen? (Flower en Hayes)

A

Hiermee kan de schrijver zijn/haar ideeën structureren. Het kan ideeen hergroeperen en nieuwe concepten ontwikkelen. Ook kan het helpen bij het vormen van categorieën binnen de ideeën. Daarnaast speelt het een rol bij het maken van tekstuele beslissingen over presentatie en ordening van de tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke twee subprocessen bestaat “reviewing”?(Flower en Hayes)

A

Uit evalueren en reviseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarin onderscheiden de subprocessen evalueren en reviseren zich? (Flower en Hayes)

A

Zij kunnen op elk moment interrumperen en optreden tijdens het schrijfproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de monitor? (Flower en Hayes)

A

De monitor bepaalt wanneer een schrijver van het ene naar het andere proces gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen hiërarchisch en lineair systeem? (Flower en Hayes)

A

In een hiërarchisch systeem zijn de verschillende processen niet “vastgezet” in een bepaalde volgorde. Een bepaald proces kan op elk gewenst moment worden opgeroepen en samengaan met een ander proces (recursie!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee soorten doelen onderscheiden Flower en Hayes?(Flower en Hayes)

A

Procesdoelen en inhoudsdoelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is opvallend aan de inhoudsdoelen volgens Flower en Hayes? (Flower en Hayes)

A

Inhoudsdoelen groeien uit in een uitgebreid netwerk van doelen en subdoelen tijdens het schrijfproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de taak van subdoelen ten opzichte van hoofddoelen? (Flower en Hayes)

A

Subdoelen geven een meer concrete betekenis en richting aan hoofddoelen.

17
Q

Welke drie typische doelpatronen onderscheiden Flower en Hayes? (Flower en Hayes)

A
  1. Onderzoeken en consolideren –> terugkeer naar het hoogste doel en bekijken welke informatie er bij het onderzoeken is binnen gehaald. Hieruit worden nieuwe, complexere ideeën gegenereerd.
18
Q

Welke drie soorten geheugens onderscheiden Flower en Hayes volgens Bochardt? (Bochardt)

A

Sensorisch geheugen, korte termijngeheugen en lange termijngeheugen.

19
Q

Wat is volgens Bochardt een bezwaar tegen case studies? (Bochardt)

A

De observer bias (een onderzoeker ziet alleen wat hij wil zien) en het gebrek aan generaliseerbaarheid.

20
Q

Wat zijn een hardopdenkprotocol en een protocolberoodeling?

A

Een hardopdenk protocol is wat de proefpersoon verwoordt. Een protocolbeoordeling is de interpretatie hiervan.

21
Q

Welke vier soorten case studies onderscheidt Bochardt? (Bochardt)

A

Observatie van gedrag, retrospectie, direct verslag en hardop denken.

22
Q

Noem drie gunstige eigenschappen van het model van F&H (Bochardt).

A
  1. Het model is vrij specifiek aangaande de onderscheiden processen.
  2. Het model specificeert de wisselwerking tussen de onderscheiden processen.
  3. Met het model kan men men individuele verschillen tussen schrijvers beschrijven.
23
Q

Waarvoor worden de doelen die tijdens het subproces van doelbepaling worden bepaald gebruikt?

A

Deze doelen worden gebruikt als criteria waaraan de tekst getoetst kan worden.

24
Q

Welke vier schrijfstijlen onderscheidt Bochardt bij competente schrijvers? (Bochardt)

A
  1. Schrijvers die alles zin voor zin perfect proberen te produceren.
  2. Schrijvers die alle gedachten opschrijven en achteraf reviseren.
  3. Schrijvers die een perfecte eerste versie proberen te schrijven.
  4. Schrijvers die eerst uitgebreid plannen, daarna schrijven en achteraf reviseren.
25
Q

Welke drie soorten plannen onderscheiden Flower en Hayes volgens Bochardt? (Bochardt)

A
  1. Retorische plannen - vaststellen wat het te bereiken doel is.
  2. Inhoudsplannen - plannen voor wat je wilt gaan schrijven.
  3. Procesplannen - niet gericht op het product maar op het proces.
26
Q

Noem een aantal verschillen tussen goede en slechte schrijvers (Bochardt).

A
  1. Goede schrijvers schrijven vooral van retorische plannen, waar slechte schrijvers vooral schrijven vanuit inhoudsplannen. Goede schrijvers plannen dus op een hoger niveau.
  2. Goede schrijvers maken gebruik van retorische plannen en stellen zichzelf hierbij een overkoepelend doel voor ogen waardoor ze doelgerichter schrijven.
  3. Goede schrijvers reflecteren voortdurend tijdens het schrijven en zijn daarbij probleem- en publieksgericht. Slechte schrijvers zijn meer op het onderwerp gericht.
  4. Goede schrijvers hebben weinig moeite met het formuleren van woorden en zinnen. Slechte schrijvers wel.
27
Q

Hoe vat Bochardt een slechte schrijver “samen”? (Bochardt)

A

Slechte schrijvers genereren op associatieve wijze een aantal ideeën, organiseren deze nauwelijks, schrijven ze met moeite op, lezen hooguit één keer de tekst over en leveren deze zo snel mogelijk in.

28
Q

Hoe vat Bochardt een goede schrijver “samen”? (Bochardt)

A

Goede schrijvers doorlopen alle processen op efficiënte wijze. Hun schrijfproducten worden daardoor meestal gekenmerkt door meer samenhang en zijn begrijpelijker en beter leesbaar.