W16HC3: Preventie van resistentie Flashcards
1
Q
natuurlijke/intrinsieke resistentie
A
Resistentie die van nature aanwezig is in een micro-organisme
- bijv: gram - bacteriën zijn van nature resistent tegen vancomycine, want kan niet door celwand heen
2
Q
Bacteriële resistentie
A
In de populatie zitten er altijd een paar resistente bacteriën door een random mutatie -> na ab toediening blijven alleen die over: selectie resistente bacteriën, die dan gaan delen
3
Q
MIC
A
Minimale concentratie van een ab die de groei van bacteriën inhibeert
4
Q
Verworven resistentie
A
- Transformatie: vrij DNA ingebouwd in het chromosoom
2. Conjugatie: plasmidaal DNA, extra-chromosomaal overdracht van een andere bacterie
5
Q
4 resistentiemechanismen
A
- ab kapot maken: bèta lactamase
- aangrijpingspunt veranderen: MRSA verandert penicilline bindend eiwit door MecA gen
- binnengaan blokkeren
- wegpompen
6
Q
AB NL
A
- alleen ab wanneer deze zijn geïndiceerd
- tijdig beginnen, tijdig stoppen
- maximaal effect, minimale ontwikkeling van resistentie
- nationale richtlijnen (SWAB)
7
Q
Search and Destroy beleid
A
- actief opsporen MRSA dragers
- MRSA dragers geïsoleerd verplegen
- MRSA eradiceren
8
Q
BRMO
A
Bijzonder resistent micro-organisme
- resistent voor veel en/of belangrijke ab
- kan zich snel of gemakkelijk verspreiden
9
Q
Toename resistentie
A
- meer gebruik ab humaan en veterinair
- patiënpopulatie is toegenomen
- meer gaan reizen: verspreiding resistente bacteriën