W15HC7: Beroeps en voedselallergie Flashcards
1
Q
Beroepsgebonden klachten
A
- klachten tijdens het werk
- klachten verminderen in het weekend
- klachten verminderen/verdwijnen tijdens de vakantie
- RF: roken, sensibilisatie voor het allergeen, atopische constitutie
2
Q
Priming effect
A
- neusslijmvlies wordt gevoeliger voor dezelfde hoeveelheid allergeen
- toenemende klachten tijdens de werkweek met max aan het eind vd week
3
Q
Allergische reactie voor beroepsallergenen
A
- 250 soorten
- biologisch: eiwitten en enzymen, hoogmoleculair (>5kD): manier waarop lichaam wordt blootgesteld heel belangrijk
- niet biologisch: chemisch, laag moleculair (<1kD)
4
Q
Hyperreactiviteit van de luchtwegen
A
- toegenomen gevoeligheid voor aspecifieke stimuli: rook, parfums
- ook meer last van beroepsmatige stimuli: sprays, schoonmaakmiddelen, chloor|
- verschil met allergie: zullen geen inflammatie en geen sensibilisatie induceren
5
Q
Direct toxische effecten van irritantia
A
- langdurige expositie aan: oplosmiddelen, formaldehyde, styrenen
- klachten: trilhaarverlies, hyperplasie, metaplasie, atrofische rhinitis
- RADS: reactive airway dysfunction syndrome: persisterend astma en hyperreactiviteit door 1 malig forse expositie aan een irritants
6
Q
Kruisreactiviteit
A
- IgE antistoffen gericht primair tegen inhalatie-allergenen, die tgv botanische verwantschap secundair reageren met voedselallergenen
- OAS: eiwit in noot/pitvruchten wat ook in boompollen: lichaam denkt dat het pollen eet -> jeuk in mond, maar geen anafylactische reactie -> eiwitten in maag afgebroken