VZ 1.3 Pijnbeleving Flashcards

1
Q

model van Loeser pijnbeleving

A

1 nociceptie
2 pijngewaarwording
3 pijnbeleving
4 pijngedrag

het samenspel tussen deze 4 is pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nociceptie

A

de eerste cirkel represententeert de verwonding waarbij pijnprikkels in de zenuwsignalen worden omgezet. Het lichamelijke proces. Men is zich nog niet bewust van de pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pijngewaarwording

A

de tweede cirkel
het resultaat van de verwerking van de hersenen dat de pijnprikkel van cirkel 1 is aangekomen. Het zenuwstelsel heeft de pijn geregistreerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pijnbeleving

A

de derde cirkel
manier waarop de zorgvrager de pijn ervaart, dit is per persoon verschillend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pijngedrag

A

de vierde cirkel
persoon vertoont pijngedrag om duidelijk te maken aan omgeving/hulpverlener, verbaal of non-verbaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pijn = subjectief

A

wat voor 1 persoon erge pijn is, is voor de ander licht of geen pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

doel model van loeser

A

laat zien hoe pijngedrag ontstaat en hoe de lichamelijke, psychische en sociale kanten van pijn met elkaar samen hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

factoren die pijnbeleving beïnvloeden

A

aard lichamelijke beschadiging
psychologische factoren
angst
woede
depressie
eerdere ervaringen
betekenis van pijn voor leven zorgvrager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

acute pijn

A
  • recentelijk begonnen
  • beperkte duur
  • vaak als gevolg van ziekte, trauma of heelkunde
  • causale relatie met letsel/ziekte
  • hoofdpijn, wondpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

chronische pijn

A
  • reuma, kanker
    -aanhoudende pijn voorbij het punt van genezing
  • kon ook optreden bij ziekteprocessen die niet genezen
  • kan ervaren worden wanneer er geen aanwijzingen zijn voor weefselschade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pijnanamnese

A

word informatie verzameld over de aard en de omvang van de klachten waardoor er wellicht meer zicht ontstaat op de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pijnanamnese vragen

A
  • duur pijn
  • hevigheid van pijn
  • wanneer er het meest pijn is
  • pijnbeleving
  • factoren die volgens zorgvrager invloed hebben
  • wanneer het minst last van pijn
  • beschrijving van zorgvrager zelf van de pijn
  • maatregelen die anderen al genomen hebben tegen pijn en wat het effect hiervan was
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

observatieschaal kinderen

A

schema opgesteld waarvan vastgesteld kan worden of ze pijn hebben en hoe hevig deze is door te kijken naar het gedrag van het kind.
1 speelt tevreden
2 rustig, wakker, slaapt
3 ontevreden, onrustig
4 onrustig, gespannen, wel af te leiden
5 ontroostbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pijnschaal VAS

A

gezichtjesschaal die gebruikt kan worden bij kinderen van 4 tot 10 jaar, toont gezichtjes met verschillende gezichtsuitdrukkingen welke het kind dan kan aanwijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pijndagboek

A

dit word gebruikt om zorgvragers met chronische pijn een beter inzicht te geven in zijn pijn en de mogelijke factoren die de pijn beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sociale en psychische pijn

A

depressief of eenzaam voelen, pijn die je niet kan zien