GK1.2 Cellen en weefsels Flashcards
plasmamembraan
dubbellaag van lipiden waarin fosfolipiden, proteïnen en koolhydraten zich bevinden
functie plasmamembraan
- isolatie
- bescherming
- gevoeligheid -> regeling in en uitgaan van stoffen
de celkern (nucleus)
hierin bevinden zich de chromosomen die bestaan uit opgerold DNA. De genen op het DNA geven instructies aan de cel wat hij moet gaan doen
mitochondriën
een dubbelmembraan met inwendig plooien (cristae) die belangrijke metabole enzymen bevatten
functie mitochondriën
- de energiecentrale van de cel
- produceren 95% van de benodigde ATP voor de cel
ribosomen
maken van het RNA -> eiwitten (proteïnen). Ze zijn gebonden aan ruw ER of verspreid over het cytoplasma
endoplasmatisch reticulum
netwerk van kanalen, omgeven door een membraan die zich over het hele cytoplasma uitstrekt
functie ER
maakt -> suikers en vetten
bewerkt eiwitten
ontgift
opslag voor
transport naar
Golgi-apparaat
gestapelde platte membranen met holten (cisternae)
functie golgi-apparaat
opslag, bewerking en verpakking van eiwitten/suikers/vetten
chromosomen
totaal 46
23 paren
helft van moeder/vader
22 paar autosomen
1 paar geslachtschromosomen
mitose
= celdeling
2n -> 2n + 2 n
in alle lichaamscellen
kenmerken mitose
- vind geen uitwisseling in DNA tussen de chromosomen
- de centromeren worden in de anafase gesplitst
- nieuwe cellen voor groei, herstel of ongeslachtelijke voortplanting
-aantal chromosomen per kern blijft hetzelfde dus - dochtercellen = moedercellen
- diploïd blijft diploïd
- haploïd blijft haploïd
haploïd kern
een cel met 1 enkel chromosoom van 1 paar per kern. Dit komt voor bij geslachtscellen (1n)
diploïd kern
de chromosomen komen in paren voor (2n)