GK 1.13 Operatieve therapie Flashcards

1
Q

preoperatieve fase functie

A

fysieke toestand en anesthesie risico vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onderdelen onderzoek preoperatieve fase

A

anamnese over ziekten, eerdere anesthesie, geneesmiddeleninteracties
lichamelijk onderzoek zoals BMI, RR, Hart/longen, gebit, wervelkolom (bij ruggenprik)
aanvullend onderzoek (soms)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aandachtspunten operatie bij ouderen

A

postoperatieve medicaties
preoperatief conditie verbeteren door fysio, diëtiste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aandachtspunten operatie van zwangeren

A

kans op spontane abortus / premature geboorte
anesthesie liever regionaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aandachtspunten operatie bij Jehova’s getuigen

A

bloed en bloedproducten mogen niet
hart-longmachine en dialyse mag soms niet
vooraf verklaring ondertekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

operatieve fase

A

identificatie van de patiënt -> naam van patiënt
markering van lichaamsdeel word geopereerd
monitoring van de anesthesist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

soorten chirurgie

A

traditioneel opereren (open snijden)
endoscopie
robotchirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

postoperatieve fase

A

uitleiding door anesthesist
naar de recovery
daarna naar de afdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

anesthesie

A

iemand gevoelloos maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gevolgen anesthesie

A

het onderdukken van pijnprikkels
ontspannen van spieren
verminderen van bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 manieren krijg je algehele anesthesie

A

inhalatie door het kapje, is niet te sturen, milieu belastend, handig bij prikangst
intraveneus, via infuus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

regionale anesthesie

A

alleen operatie deel verdoven
- perifeer, zenuwknop verdoven, zenuw verdoven bijvoorbeeld bij tenen, vingers, kies

centraal, ruggenmerg en hersenen
epiduraal = op de hoogte waar geopereerd word
spinaal = hele onderlichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lokale anesthesie

A

gevoelloos maken op een specifieke plek op het lichaam

2 vormen;
oppervlakte -> niet invasief, uitwendig toediening verdovend middel
infiltratie -> invasief, in een weefsel verdoven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

postoperatieve bijwerkingen

A

ongewenste maar te verwachten effecten van een operatie zoals koorts, pijn, versnelde pols/ademhaling, moeheid, dorst, weinig plassen, gestoorde orgaanfunctie zoals darmen en blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

postoperatieve complicaties

A

een ongewenst en onverwacht probleem na de operatie zoals
shock
trombose
wondinfectie
pneunomie
UWI
naadlekkage darm
decubitus
delier
hartaandoeningen
nier insufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

risicofactoren voor ontstaan van complicaties

A

slechte voedingsstand minder afweer en wondgenezing
hart of longaandoening -> minder reactie op operatiestress
nier of leverinsufficientie -> minder stollingseiwitten
verminderde afweer => meer infecties
diabetes mellitus => slechte wondgenezing
roken -> slechte wondgenezing
overgewicht -> minder wondgenezing

17
Q

medische fout

A

te voorkomen nadelig effect van zorg