Voeding en gezondheid Flashcards
signaler, déclarer
aangeven, gaf aan, aangegeven
aller chercher, prendre, enlever
afhalen
déduire
afleiden
seul
alleen
toujours
altijd
à peine
amper
le souper
het avondmaal
menacer
bedregien
consister à, se composer de, comprendre
bestaan uit, bestond, bestaan
se raconter beaucoup de choses
bijpraten
sembler, paraître de
blijken (uit), bleek, gebleken
bon vivant
bourgondisch
de plus, en outre
bovendien
britannique
brits
ensuite
daarna
partager
delen
le tiers
derde
la pizza surgelée
diepvriespizza
propre
eigen
chaque
elk
lamentable, pitoyable, déplorable
erbarmelijk
manger
eten, at gegeten
similaire, équivalent
gelijkaardig
le plat
het gerecht
qu’en est-il de …? Comment va… ?
gesteld, Hoe is het gesteld met…?
le cas
het geval
ensemble, conjoitement
gezamenlijk
la famille
het gezin
brillant, reluisant
glanzend
à grande échelle
grootschalig
obtenir, atteindre
halen uit
le morceau, la bouchée, le casse-croute
het hapje
sacré
heilig
complètement, tout à fait
helemaal
tout le monde
iedereen
tout prêt, le repas cuisiné
kant-en-klaar, een kant-en-klaarmaaltijd
l’armoire
de kast
délicat, difficile à contester
kieskeurig
choisir
kiezen, koos, gekozen
cuisiner
koken
le cuisiner
koker
cela vient du fait que
komen, kwam, gekomen, dat komt door
tard
laat
marrant, gai
leuk
de préférence
liefst
cela est dû à, c’est à cause de
liggen, lag, gelegen, dat ligt aan
prendre son lunch
lunchen
le repas
maaltijd
le four à micro-ondes
microgolfoven
au moins
minstens
peut-être
misschien
la mère
moeder
prendre la peine de
moeite doen, deed, gedaan
plutôt, quelque peu
nogal
l’obésité
obesitas
la personne interrogée
ondervraagde
interroger
ondervragen, ondervroeg, ondervraagd
l’étude, l’enquête, l’examen, l’analyse
het onderzoek
le bureau d’étude
het onderzoeksbureau
en ligne
online
déjeuner
ontbijten, ontbeet, ontbeten
jamais
ooit
servir un repas, servir un plat
opdienen
réchauffer
opwarmen
les parents
de ouders
la casserole
de pan
le partenaire
de partner
personnellement
persoonlijk
le pot
de pot
régulier, régulièrement
regelmaat
le petit reste
het restje
le résultat
het resultaat
largement, amplement, un peu plus de
ruim
le repos
de rust
la société
de samenleving
composer, la famille recomposée
samenstellen, het nieuw samengestelde gezin
le scandale
de schande
seulement, uniquement
slechts
rapide, vite
snel
passer
spenderen
l’étude
de studie
le supermarché
de supermarkt
la nappe
het tafelkleed
de nos jours, actuellement
tegenwoordig
rentrer à la maison
thuiskomen, kwam thuis, thuisgekomen
le magazine
het tijdschrift
indulgent, tolérant, conciliant
toegeeflijk
je ne fais pas de miracles
ik kan niet toveren
la tendance
de trend
la personne qui analyse les nouvelles tendances
de trendwatcher
le ménage à double revenu
de tweeverdieners
arriver, quand cela lui arrive, quand cela l’arrange
uitkomen, kwam uit, uitgekomen, wanneer het hem uitkomt
s’éteindre, être en voie de disparition
uitsterven, stierf uit, uitgestorven
montrer, démontrer
uitwijzen, wees uit, uitgewezen
souvent
vaak
fixe
vast
changeant
veranderend
disparaître
verdwijnen, verdween, verdwenen
préférer
verkiezen, verkoos, verkozen
différer de
verschillen van
l’habitude alimentaire
de voedingsgewoonte
selon
volgens
complet, de qualité supérieure, à part entière
volwaardig
l’adulte
de volwassene
jadis, à l’époque, autrefois
vroeger
pendant la semaine
door de week
cela est dû à
dat is te wijten aan
même si
zelfs als