Ik jog, jij jogt, wij joggen Flashcards
l’adepte
de aanhanger
mettre
aantrekken, trok aan, aangetrokken
commencer
beginnen, begon, begonnen
la charge, la pression
de belasting
bouger, mouvoir
bewegen
le cholestérol
de cholesterol
l’ordinateur
de computer
souvent
dikwijls
le but, l’objectif
het doel
porter
dragen, droeg, gedragen
vraiment
echt
tant soit peu, quelque peu
enigszins
l’équivalent
het equivalent
fervent
fervent
faire du vélo
fietsen
le poids
het gewicht
sain, en bonne santé
gezond
pratique
handig
espérer
hopen
changer, échanger
inruilen
s’inscrire
zich inschrijven, schreef in, ingeschreven
comprendre
inzien, zag in, ingezien
c’est exact
kloppen, dat klopt
vivre
leven
la limite
de limiet
courir
lopen, liep, gelopen
la plupart du temps
meestal
mesurer
meten, mat, gemeten
motivant
motiverend
naturellement
natuurlijk
n’importe où
om het even waar
faire l’expérience de
ondervinden, ondervond, ondervonden
excitant
opwindend
la surcharge de poids, l’excédent
het overgewicht
passer à, se reconvertir
overschakelen naar
la paire
het paar
le paquet, le costume
het pak
agréable
prettig
compter
rekenen
le rendement
het rendement
la chaussure
de schoen
l’ambiance
de sfeer
le signal
het signaal
depuis
sinds
parfois
soms
de plus en plus
steeds meer
mettre, poser, régler, placer
stellen
de nos jours,actuellement
tegenwoordig
la durée
tijdsduur
le moment, l’heure, la date
het tijdstip
sans aucun doute
zonder twijfel
le défi
de uitdaging
évidemment
uiteraard
exclusivement
uitsluitend
constater
vaststellen
changer
veranderen
préférer
verkiezen, verkoos, verkozen
déplacer
verleggen
qui engendre l’accoutumance, la dépendance
verslavend
l’accoutumance
de verslaving
la semaine prochaine
volgend, volgende week
tenir bon
volhouden, hield vol, volgehouden
surtout
vooral
jadis, autrefois
vroeger
quelle est ta valeur?
wat ben je waard?
le match, l’épreuve
de wedstrijd
travailler
werken
se mettre à l’abri du vent
zich uit de wind zetten