French/Dutch #6 Flashcards
se réjouir
zich verheugen
le mois passé
verleden maandag
l’expostion
de tentoonstelling
la fondation
de stichting
apprendre (en faisant quelque chose)
bij/leren
le peintre
de schilder
la région
de streek
les sciences naturelles
de natuurwetenschappen
le dinosaure
de dinosaurus
s’entraîner, s’exercer
oefenen
passionnant
boeiend
très ennuyeux
doodsaai
sembler
lijken
ça me semble intéressant
dat lijkt me interessant
dommage
jammer
essayer
proberen
la bande
de bende
se produire sur scène
op/treden
faire du théâtre
toneel spelen
la pièce de théâtre
het toneelstuk
se détendre
zick ontspannen
agréable
gezellig
bouger, remuer
bewegen
rester en forme
fit blijven
le membre
het lid (pl: leden)
les montagnes
de bergen
le vertige
de hoogtevrees
célèbre
beroemd
instructif
leerzaam
le sujet
het onderwerp
le/la bavard(e)
de kletskous
bricoler
knutselen