Het rijbewijs Flashcards
1
Q
le permis de conduire
A
het rijbewijs
2
Q
l’examen théorique
A
het theorie-examen
3
Q
l’examen pratique
A
het pratische rijexamen / het praktijkexamen
4
Q
le permis provisoire
A
het voorlopig rijbewijs
5
Q
l’accompagnateur / le guide
A
de begeleider
6
Q
l’auto-école
A
de rijschool
7
Q
être valable
A
geldig zijn
8
Q
le passager
A
de passagier
9
Q
la vitre arrière
A
de achterruit
10
Q
le jour férié
A
de feestdag
11
Q
passer un examen
A
een examen afleggen
12
Q
la voie publique
A
de openbare weg
13
Q
la filière libre
A
de vrije opleiding