UWI: verwekkers en resistentie (MMB) Flashcards

1
Q

Landelijk is er een:
(meerdere mogelijk)

A: overschatting van resistentiecijfers van ziekenhuispopulatie

B: overschatting van resistentiecijfers van populatie met ongecompliceerde UWI

C: onderschatting van resistentiecijfers van populatie met ongecompliceerde UWI

D: onderschatting van resistentiecijfers van ziekenhuispopulatie

A

B+D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij empirische therapie mag je 5% risico op falen accepteren

Juist/onjuist

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de top 3 meest voorkomende uropathogenen?

A: E fecalis
B: E coli
C: E faecium
D: K pneumoniae
E. P. mirabilis

A

B, D, E

  1. E. coli
  2. K. pneumoniae
  3. P. mirabilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is juist?

A. Zowel in de eerste als tweede lijn wordt ongeveer 35% van de UWI’s door E Coli verwekt

B. K Pneumoniae en P Mirabilis zijn samen verantwoordelijk voor ruim 20% van de urineweginfecties

A

A: 1e lijn 37%, 2e lijn 32%
B: Onjuist, samen 12% of 13%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De landelijke SWAB-richtlijn adviseert bij urosepsis een derde generatie cefalosporine met aminoglycoside.

Juist of onjuist?

A

Onjuist
- Cefuroxim + Genta = 2e generatie + aminoglyc
- Ceftriaxon
- Amoxicilline + aminoclycoside
- Ciprofloxacine 10-14 dagen als helemaal oraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tegen welk antibioticum is de meeste resistentie bij de E Coli (2018-2022)?

A: ciproxin
B: cotrimoxazol
C: trimethoprim
D: augmentin
E: nitrofurantoine

A

D; 2e lijn:
1. Augmentin > 30% resistentie
2. Cotrim: 25 - 30%
3. Cipro: ~ 25%
4. Cefuroxim: ~ 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vul in:

In de tweede lijn is ongeveer …% van de E. Coli is resistent voor alle orale antibiotische opties

A

10%
(7-12%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Top 3 resistentie van Klebsiella pneumoniae in de tweede lijn:

A
  1. Augmentin ~25%
  2. Cotrimoxazol ~16%
  3. Ciprofloxacine ~14%

Ezelsbrug: dezelfde top 3 als E Coli maar dan lagere getallen

1e lijn = TMP 23%, augm 20%, cipro 15%
2e lijn = augmentin 25%, cotrim 16%, cipro 14%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tegen welk antibioticum is de meeste resistentie bij de P mirabilis (2e lijn 2018-2022)?

A: ciproxin
B: cotrimoxazol
C: trimethoprim
D: augmentin
E: nitrofurantoine

A

B
1. Cotrim ~25%
2. Augmentin ~22%
3. Cipro ~17

Ezelsbrug: Protest (Poteus) doet het anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De resistentie (2e lijn) tegen cefuroxim is ongeveer 15% bij:
A. E. Coli
B. K. Pneumoniae
C. P. Mirabilis

A

A+B

Proteus Mirabilis < 5% cefuroxim resistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij niet-urologische patienten is er een hogere resistentie bij enterobacterales

Juist/onjuist

A

Onjuist

Meer resistentie bij uro patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de gouden standaard om de minimale inhibitoire concentratie (MIC) te bepalen?

A: dilutie
B: disk diffusie
C: geautomatiseerd

A

A

N.B. S/I/R interpretaties obv kans op klinisch succes bij bepaalde MIC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is geen manier van resistentie van een bacterie?

A: Blokkeren van het binnendringen van AB
B: Aangrijpingspunt AB aanpassen
C: Celdeling tijdelijk stoppen zodat AB er niet bij kan
D: AB wegpompen uit de cel
E: AB vernietigen

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor welke antibiotica is de ESBL resistent?

A: sufanomiden
B: beta-lactam antibiotica
C: methicillines
D: quinolonen

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk antibioticum valt niet onder de beta-lactam antibiotica?

A: quinolonen
B: penicillines
C: cefalosporines
D: carbapenems

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is juist?

A. Een ESBL-vormende bacterie is niet resistent voor meropenem
B. Een ESBL-vormende bacterie is niet resistent voor ceftriaxon
C. Een ESBL-vormende bacterie bevat carbapenemase

A

A. Juist
ESBL mogelijk resistent cefalo’s
ESBL bevat geen carbapenemase

Ezelsbrug: E klank (_E_SBL) zit in P_E_nici en C_E_falo, maar niet CARba

17
Q

Noem 3 groepen betalactam antibiotica

A
  • penicillinen
  • cefalosporinen
  • carbapenems
18
Q

Enterobacterales zijn:

A: gram negatieve kokken
B: gram positieve staven
C: gram negatieve staven
D: gram positieven kokken

A

C

Ezelsbrug: colon zelf is ook staafvormig en daar wil je ook niet zijn

19
Q

Vul in:

In Nederland (2018-2022) is een stabiele …% van de E Coli en …% van de K Pneumoniae ESBL-producerend

A

5% en 8%
(afgelezen in figuur)

20
Q

Carbapenemase-producerende enterobacterales (CPE) zijn resistent tegen:

A: cefuroxim
B: ceftriaxon
C: ciproxin
D: meronem
E: cotrimoxazol

A

D

21
Q

Carbapenemase-producerende enterobacterales (CPE) kunnen onder andere behandeld worden met

A: ceftazidim + avibactam
B: meronem + avibactam
C: ceftriaxon + ciproxin

A

A

NB Ceftazidim = 3e generatie
(triaxon en tazidim hebben de T van TRI)

22
Q

Een CPE is meldingsplichtig omdat ….

A

het uitbraken kan veroorzaken

Ook: hoge mortaliteit/morbiditeit bij invasieve infectie, daarom moeilijk te behandelen

23
Q

Welke stelling is juist:

A: enterococcus faecalis is altijd amoxicilline gevoelig

B: enterococcus faecium is altijd amoxicilline gevoelig

C: enterococcus faecium is klinisch relevanter dan de enterococcus faecalis

A

A

24
Q

Hoe onthoud je het verschil tussen Enterococcus Faecalis en Enterococcus Faecium?

A

Faecalis meer pusvormend, relevanter, amoxi gevoelig, is klinks als pus

Faecium vaak (verworven) ongevoelig amoxi obv genen, um klinkt als on

25
Q

In welk percentage komt MRSA voor in Nederland?

A: 10%
B: 5-6%
C: 2-3%
D: 4%

A

C

26
Q

Noem de twee manieren om resistentie tegen te gaan

A
  • Selectiedruk door AB verminderen (niet te kort, niet te lang, niet onnodig en niet te breed)
  • Epidemische verspreiding tegengaan (screenen en isoleren)
27
Q

Asymptomatische bacteriurie behandelen bij
A. Zwangeren
B. Immuungecompromitteerden
C. Allebei

A

A