Toetsvragen Flashcards

1
Q

Wat is de formule van BOOI

A

pDet.Qmax - 2xQmax

Blijkbaar moet je het uitrekenen: 60 - 2x10 = 40.

<20 = normaal
20-40 beetje obstructief
> 40 obstructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Koppel onderstaande aan elkaar

A Lediging
B opslag

1 parasympatisch
2 sympatisch

A

A - 1
B - 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke nierfunctievervangende therapie is het best bij een oudere vitale patient (75 jr)

A

Ik neem aan transplantatie, maar de opties staan er niet bij…

Welke zijn er?
Hemodialyse
Peritoneaal dialyse
transplantatie

Bij patienten >65 jaar is 75% na 5 jaar nog in leven, bij dialyse is dat 25%

PW: je hebt het old for old programma, donor (>?) 65jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer doe je steenanalyse?

A

EAU & NVU:
- bij elke eerste episode van steen
- steenanalyse herhalen als:
a. recidief onder medicatie
b. recidief na interventie waarna initieel steenvrij
c. recidief na lange steenvrije periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Patient met ESBL Klebsiella urosepsis

Ciprofloxacine, Meronem of Ceftriaxon?

A

Meronem
– ESBL staat voor extended spectrum beta-lactamase –> is dus resistent voor beta lactam. Ceftriaxon is een derde generatie beta lactamase en meropenem is een carbapenem. carbapenems zijn ontwikkeld zodat er nog behandeling is voor ESBL.
Echter inmiddels bestaan er carbapenemasen: CPE (carbapenemase producerende enterobacteralis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de drie punten/criteria van de qSOFA

A

tachypneu > 22/min
GCS <15
Systole < 100 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het coordinerende centrum van continentie is gelegen in de….

(Isabel schreef “urineren”, Michelle “continentie”)

A

ik neem aan dat ze het pontine mictiecentrum in de pons/hersenstam bedoelen.
N.B. Besluitvorming mictie (kan/wil ik) gebeurt in (sub)corticale gebieden oa insula, periaquaductale grijs.

Mictiecentrum en continentiecentrum beiden in de pons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de 4 meest voorkomende oorzaken van een UWI bij een man

A
  • Residu (bij BPE, blaasdivertikels of hypo-contractiliteit, urethrastrictuur of blaashalssclerose, dysfunctional voiding of neurogene blaas)
  • Urolithiasis (nier/ureter, blaassteen of -gruis, UP-calcificaties)
  • Recente instrumentatie (endo-operatie, CAD wissel, CIC, scopie, UDO)
  • SOA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Excitatie van welke zenuw leidt tot meer urine in de blaas?

A

Google:
Een neurotransmitter heeft altijd een van deze twee taken: het activeren (exciteren) of afremmen (inhiberen) van activiteit in een bepaalde cel.

n. hypogastricus (sympaticus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Urethral distraction injury, wat is de trias?

A
  • bloed meatus
  • (gevoel van) volle blaas
  • niet kunnen plassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nog een keer vraag over beleid AB rondom ESBL

A

Nou alle penicillinen en cefalosprines werken niet meer tegen een ESBL
Carbapenems wel: meropenem bv.
E Coli stabiel 5% ESBL+, K Pneu circa 8%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er staat CT graad 4.
ik neem even aan dat het om trauma van de nier gaat/of je krijgt een plaatje van een kapotte nier. maar even voor hier: noem de stadia van nierlaceraties

A

gr 1 subcapsulair hematoom
gr 2 scheur kleiner dan 1 cm OF perirenaal hematoom binnen Gerota
gr 3 scheur > 1 cm OF vaatletsel binnen Gerota
gr 4 schade aan verzamelsysteem OF vaten buiten Gerota
gr 5 total loss OF niervene/arterie/hilus scheur of laceratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderzoek bij rUWI

A
  • flow +res
  • mictielijst
  • bij mannen een TRUS
  • overweeg scopie bij pt > 50 jr
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 2 kenmerken van CPE

A
  • resistent tegen alle b-lactam ab
  • vaak ook resistentie tegen andere ab
  • invasieve infectie dus hoge morbiditeit
  • potentie om uitbraken te veroorzaken
  • meldingsplicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ab profylaxe rondom ongecompliceerde nefrectomie?

A

Moet ik nog even uitzoeken, waar staat dat?

SO: ik kan het niet vinden (neem aan dat het om donornefrectomie gaat?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Instabiele patient met bekken# en urethrale obstructie: wat doe je

A

SPC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is geen risicofactor voor uwi bij vrouwen?
A. Coitus
B. Hormonale status
C. Obstipatie
D. Overmatig vitamine C gebruik

A

D.

seksuele activiteit, wijze van anticonceptie, hormonale status (menopauze), familiaire belasting, obstipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Een vraag over eGFR gecorrigeerd voor spiermassa

A

Dus weinig spiermassa is weinig kreat is dus een overschatting van de eGFR
veel spiermassa is veel kreat is dus een onderschatting van de eGFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zet de volgende AB van minste naar meeste E. Coli resistentie:
Augmentin/ciprofloxacine/cotrimoxazol

A

minst
Ciprofloxacine
Cotrimoxazol
Augmentin
meest

Dit geldt voor E Coli en K Pneumoniae. Alleen proteus anders: minst - cipro, augmentin, cotrim - meest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een vraag over epidemiologie nierstenen

A

1-20 % incidentie
0-5 azie
5-10 europa
10-15 evenaar

Ezelsbrug: Alfabetische volgorde (Azie, EUropa, EVenaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Rol van UWI’s bij stenen:
A. alle stenen met ammonium zijn infectiestenen
B. ammonium wordt door bacterieen omgezet in ureum

A

A.
Ureum wordt door bacterieen (urease) omgezet in ammonium

Anders dan notitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bevindingen steenanalyse bij UWI’s?

A

SO: ik denk struviet = MgAmmon.Fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Thulium (TFL) vs Holium
Noem een aantal dingen.

A

Thulium (TFL) is stiller (juiste antwoord)
TFL 4x hogere absorptie in water
TFL hogere steenvolumes met lagere energiesetting
TFL minder retropulsie
TFL vaker hokken in scoop
TFL apparaat is lichter en kleiner
TFL normaal stopcontact
TFL kan dusten

Ene studie wel hogere SFR en kortere operatieduur, andere studie geen verschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Juist of onjuist?

Fractionele natrium excretie maakt onderscheid tussen ATN vs diuretica.

OF: Fractionele natrium excretie maakt onderscheid tussen pre-renaal en renaal: hoe dan?

A

prerenaal <1 (laag)
renaal >3 (hoog)

Dus bij prerenaal ligt de nierfunctiestoornis niet aan de nier en gaat de nier dus zout vasthouden om prerenaal meer vocht te hebben…
Bij renaal is het wel het probleem van de nier en kan hij het zout niet vasthouden en scheid hij dus relatief veel zout uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Stel de diagnose sepsis obv anamnese en LO

A

Iemand met tekenen van een infectie en dus minsten 2 van de qSOFA criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoeveel % van de steenpatienten heeft eenmalig een recidief in het leven

A

50%

nb: Xiaoye omschrijft dit ook maar dan wie er binnen 5jaar eenmalig een recidief krijgt en dat is 26%.
Bij hem is de overall recidief kans < 5 jaar 50%

Opheldering:
Xiaoye: < 5 jaar 50% kans op recidief
Indien baseline slechts 1 eerdere episode:26%
Boeve:
-50% van de recidivisten heeft maar een eenmalig recidief (dat is denk ik deze vraag)
- kans op recidief in 10 jaar is 60-70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer doe je in de acute setting diagnostiek bij verdenking nierstenen

A
  • Mononier
  • Koorts
  • Twijfel over diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Een vraag over hoe onderscheid maken tussen een penis# en ruptuur oppervlakkige dorsale peniele vaten.
A. Directe detumescentie
B. Hematoom niet voorbij fascia van Buck
C. Opgelopen tijdens coitus
D. Acute zwelling

Even voor hier: noem aantal kenmerken van penisfractuur operatie

A

Penisfractuur: < 24 u OK, scopie doen, meestal ventraal/lateraal, deglovement of ventraal penoscrotale benadering, tunica met 3.0 hechten

Ruptuur vaten: dorsaal, benadering misschien ook? Vaatzenuwbundel met 9/0-11/0 hechten

Penetrerend trauma: antibiotica, cave virale overdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Eerste behandeling sepsis

A

golden hour: ab

3 dingen:
bloedkweken
ab
vullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

ESWL best practice en dan waarschijnlijk een paar waar je uit kan kiezen
Noem er een paar

A

shockfrequentie 1 Hz en correct luchtdichte applicatie

  • geen routine JJ
  • ramping geeft vasoconstrictie wat nierschade zou beperken
  • correcte coupling (lucht vrij)
  • imaging control
  • adequate pijnstilling: beweging beperking en afemhalingexcursies stabiel
  • geen standaard ab profylaxe
  • MET
  • Mechanische percussie en diuretica
31
Q

Vragen over het verschil Mini PNL en PNL.
Zeg wat over diameter scoop, SFR, OK tijd en complicaties

A

Mini PNL 14-20 fr, PNL 24-32 fr.
Mini PNL minder bloedverlies
SFR mini PNL/PNL hetzelfde
Complicaties (behalve bloedverlies dus) ook gelijk
Mini PNL langere operatieduur

32
Q

Vragen over het verschil mini PNL vs URS.
Zeg iets over de studie van Dutta et. al.

A

Dutta et al. vond
SFR hoger (mini-PCNL 76% en URS 46% (stenen 1-2 cm))
mini PNL minder residu
Maar ook meer rontgen, duurder.
Gelijk in complics en OKtijd

33
Q

Oorzaak vroege ureterobstructie na niertransplantatie

A

Heeft vaak met techniek te maken:
Oedeem
Stolsel
Anastomose probleem
kinking van de ureter
Onverwachte nier/uretersteen

N.B.: late ureter obstructie heeft vaak met vascularisatie te maken. en is dan vaak een distale ureter strictuur

34
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers bij een UWI

A

E. coli
Klebsiella pneumoniae
Proteus mirabilis

35
Q

Urologische dysfunctie na CVA

A

urge incontinentie

36
Q

Wat is het percentage parkinson patienten met urine incontinentie

A

33%

37
Q

Wat is het AB beleid bij niertrauma

A

single shot ab
persisterende ab niet nodig bij gr 1-3 niertrauma ( 4 en 5 dan wel?)
weinig evidence voor ab indien extravasaat

38
Q

FU neurogene dysfunctie:
ik denk dat ze bedoelt neurogene blaas? bij dwarsleasie? udo?

SO: of het is long term monitoring neurogene patient bestaat uit ….

A

bij ontstaan
bij nieuwe behandeling
bij verandering klachten
bij onveilige situatie

jaarlijks controle, urine-onderzoek, nierfunctie, echo nieren (als mogelijk onveilige blaas). UDO en cytologie/cystoscopie op indicatie

39
Q

Purine (urinezuur) stenen oplossen:
A. Streven naar pH 6,0-6,5
B. Alkaliseren tot pH 7,5-8,0
C. NaBic is eerstekeus
D. Niet alle purinestenen zijn op te lossen

A

Als je alkalizeert streef je naar een pH boven de 6,7-7,0.
SO: ik heb staan pH 7.0-7.2

In flowchart EAU staat:
- Alkalicitraat OF NaBic
- Preventie: 6,2-6,8
- Chemolyse: 6,5-7,2

Dus ik denk antwoord D

40
Q

Noem drie risicofactoren voor calciumoxalaat / calciumfosfaat stenen

A
  • dieet
  • hyperparathyreoidie
  • RTA (renale tubulaire acidose)
41
Q

Welke factoren verhogen risico op niersteenvorming?

A
42
Q

Welke bevinding(en) is/zijn een risicofactor voor calciumoxalaat/-fosfaat stenen?
A. Hypercalciemie
B. Hypocalciemie
C. Hyperfosfatemie
D. Hypofosfatemie

A

A + D
Bij hyperparathyreoidie
Fosfaat: renaal verlies dus hoog in urine, laag in serum
Calcium: vrij uit botten dus verhoogd in serum EN urine

43
Q

RTA staat voor … … …, is geassocieerd met …… stenen, in het bloed een … pH, in de urine een …. pH.

A

renale tubulaire acidose
calciumfosfaat/oxalaat
bloed acidose (lage pH)
urine alkalose (hoge pH)

44
Q

AB bij ESWL?

A

niet standaard, alleen bij hoge bacterieload

45
Q

Hoeveel componenten bevat een niersteen?

Bedenk een leuke vraag…

A
  • Meeste stenen (44%) 2 componenten
  • 34% 1 mineraal
  • 22% 3 mineralen
46
Q

Purinesteen behandeling
- Allopurinol hoeveel?
- Hoe vaak huidreactie daarbij?
- Indicatie monotherapie?

A
  • alleen bij hyperuricosurie 100mg
  • 300mg bij jicht of ook hyperuricosemie
  • huidreactie 1-10% volgens FK
  • voor COM en COD altijd icm alkalicitraat, voor urinezuursteen bij >4mmol/d monotherapie
47
Q

Noem twee verschillen tussen links/rechts donornefrectomie

A
  • links vena suprarenalis (surrenalis) doornemen om maximale lengte v. renalis te krijgen (rechts geen inmonding van)
  • vrijleggen niervaten: links arterie tot aan aorta, rechts vena tot aan cava
48
Q

Blaasvulling wordt waargenomen in…

A

Rek spiercellen detrusor (blaaskoepel; propriosepsis)

49
Q

Vanaf welke druk is er backflow tijdens URS?

A

40cmH2O

Er staat: tubulous, lymphatic, venous backflow. Ik kan me hier niet veel bij voorstellen..

50
Q

De UPSTREAM studie is genoemd in de presentatie over UDO’s. Noem een aantal dingen over die studie.

A
  • Analyse LUTS met vs zonder UDO
  • Non-inferiority RCT
  • Even vaak desobstructie gekozen
  • Geen verschil complicaties of IPSS na 18m
51
Q

Wat zijn de voordelen van combinatie URS + PNL

De vraag was anders gesteld

A
  • Punctie onder direct zicht
  • Simultaneous stone desintegration
  • Pass the Ball
  • Reduction in number of tracts
  • Opleiding!
  • Increased stone free rates?
    Evidence : mager

There is a consensus that most complex stones, including partial and complete staghorn stones, should be approached primarily with PCNL. Additionally, a combined approach with PCNL and RIRS may also be an appropriate alternative.

52
Q

Wat zegt de EAU richtlijn over ECIRS?

A

Complexe stenen moeten worden behandeld met PCNL, ECIRS is een mogelijk alternatief daarbij.

There is a consensus that most complex stones, including partial and complete staghorn stones, should be approached primarily with PCNL. Additionally, a combined approach with PCNL and RIRS may also be an appropriate alternative.

53
Q

Wat zijn de gevolgen van immuunsuppresie?

A

toxiciteit (nierfunctie)
opportune virale infecties
hypertensie
diabetes
osteoporose (heupnecrose)
maligniteiten (huid, lymfeklier PTLD)

Ezelsbrug: nier-infectie, bloed-suiker, bot-kanker.

54
Q

Wanneer Boari flap?
A. reconstructie proximale ureter
B. reconstructie mid ureter
C. reconstructie distale

A

B

Upper: end-to-end, transureter/pyelostomie.
Mid: end-to-end, transuretero, reimplant + Boari
Distaal: reimpl + psoas hitch, reimplantatie

55
Q

Voorspellers CIC na TVT

A

Slechte flow, postmenopauzaal, eerdere chirurgie

56
Q

Wat is de standaard work-up voor transplantatie?

A

Ontvangers:
- mictieklachten
- subvesicale obstructie
- Status natieve systeem
- Uitsluiten uro maligniteit OP INDICATIE

Donoren:
- uitgebreid nefrologisch
- nierfunctiestatus (beste blijft)
- uitsluiten maligniteit/steen
- vasculaire en urologische status en anatomie
(=CT-A, X-th, evt renogram bij VG oid)

57
Q

Wie heeft een verhoogd risico op steenvorming?
A. Crohn
B. Urethrastrictuur
C. Hoefijzernier
D. Verhoogde vitamine C inname
E. CF

A

A. Ja
B. Nee, wel alle obstructies van ureter/nier
C. Ja
D. Nee, wel vit D inname
E. Ja

Urethrastrictuur staat niet in het lijste op de dia, ureterstrictuur wel

SO: ik zou denken dat urethrastrictuur ook via residu hoger risico op steenvorming heeft maar dan in de blaas, niet de nier

58
Q

Mirabegron bij neurogene blaas
A. Is gecontraindiceerd bij Parkinson
B. Is veilig bij MS en Parkinson
C. Is gecontraindiceerd bij MS en Parkinson
D. Is veilig voor alle neurogene blaaspatienten, maar anticholinergicum is eerstekeus

A

B
Voorzichtig zijn bij Parkinson met anticholinergica (delier)

59
Q

Gentamycinespoeling bij UWI geeft een bewezen reductie in ..

A
  • aantal UWI’s 4,8->1,2
  • resistentie verwekkers 80%->25%
60
Q

“AB kweek SPC”.
Wat zijn je overwegingen?
Zeg iets over troebele urine, klachten, eventuele katheterwissel

A
  • troebele urine alleen is geen reden voor AB
  • urinekweek niet zinvol tenzij klachten (onderbuikpijn, koorts, alg malaise)
  • AB profylaxe gecontraindiceerd (grote kans toename resistentie)
  • Geen AB profylaxe bij verwijdering CAD
  • Indien wel CA-UTI, dan CAD wissel vooraf start AB
61
Q

Wat weet je over autonome dysregulatie

A
  • T6 of hoger
  • sympaticus onder laesie, parasympaticus daarboven
  • prikkel wegnemen
  • captopril 25, nifedipine 10, ICC cardio
62
Q

Waar start de mictie mee?

A

Relaxatie bekkenbodem

63
Q

Juist of onjuist

Bij RTA is er sprake van hyperuricosurie

A

?

64
Q

Casus: patient met 15mm steen in onderpoolskelk zonder ongunstige factoren voor ESWL. Wat is de behandeling van voorkeur?
A. ESWL
B. URS
C. PCNL
D. Geen voorkeur

A

?

65
Q

Welke factor is het meest voorspellend voor recidief niersteen?
A. Early onset
B. Urinezuursteen
C. Brushiet
D. Mononier

A
66
Q

Wat is waar over de prevalentie van nierstenen:
A. Hoogste op Caraiben
B. 25% toename t.g.v. global warming
C. …
D. …

A
67
Q

Juist of onjuist

Mogelijke late gevolgen van epididymitis zijn oligospermie en testiculaire atrofie.

A

Juist

68
Q

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van een ureterobstructie kort na niertransplantatie?
A. Te lange ureter
B. Probleem van de ureteranastomose
C. Lymfocele
D. Vasculair

A

B

Oedeem
Stolsel
Anastomoseprobleem
Kinking
Onverwachte steen

69
Q

Vul in:

Men spreekt van recidiverende urineweginfecties bij … infecties per half jaar of … infecties per jaar.

A

2; 3

70
Q

Bijwerkingen van immuunsuppresie zijn (meerdere antwoorden mogelijk)
A. Osteoporose
B. Hypercholesterolemie
C. Opvlamming reumatoide artritis
D. Huidkanker

A

A + D

C leek me logisch maar vind ik niet terug

71
Q

Steenanalyse
A. Is de hoeksteen van metafylaxe
B. Moet herhaald worden bij een recidief onder metafylaxe
C. Struviet kan dee aanwezigheid van een UWI uitsluiten
D. …

A

?

72
Q

Vraag met vier stellingen over dipslide, juist of onjuist

Als Leuko’s+ en nitriet+ is van de dipslide de sensitiviteit 85% en de specificiteit 84%

A

?

73
Q

Uit hoeveel ingrepen bestaat de leercurve van PCNL? 10, 30, 60 of 80?

A

60
(Punctie 36, OK tijd 60)

74
Q

Rugligging vs buikligging bij PNL, stone free rate en complicaties: hoger, gelijk of lager?

A

Beiden gelijk