Niertransplantatie Flashcards

1
Q

Als de nierfunctie van een patient gestaag achteruit gaat.

Wanneer verwijs je naar nefroloog voor voorlichting?

A

eGFR acuut rond 20 ml/min of lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de 5 jaars prognose van 65+’er met nierfunctievervangende therapie (RRT)? En van iemand tussen 15 en 45 jaar?

Zhu geeft overall cijfer alle patienten, hoeveel?

A

65+: 25% in leven
15-45: 70% in leven

Overall iedereen: <50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Initieel is er een overlevingsvoordeel van dialyse t.o.v. transplantatie

Na hoeveel tijd is het overlevingsvoordeel voor de transplantatiegroep?

A

circa 100 dagen (ruim 3 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de 5 jaars prognose van 65+’er met niertransplantatie? En van iemand van 15-50 jaar?

A

65+: 70% in leven
15-50: (>)95% in leven

65+ 70% is hetzelfde als 15-45 jarige met dialyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem drie gunstige factoren bij transplantatie

A
  1. pre-emtief (voor start dialyse)
  2. levende donor (survival 80 vs 60% na 10 jaar)
  3. jonge patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem drie factoren waarop een levende donor gescreend wordt.
Noem de vierde factor in het Eurotransplant programma

A

Bloedgroep
Antistoffen
HLA-mismatch
en wachttijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Juist of onjuist

Bloedgroep O is de universele ontvanger

Want die heeft anti-A noch anti-B

A

Onjuist

Bloedgroep O is de universele donor en heeft zowel anti-A als anti-B

O kan alleen O ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de zes keerzijden van immunosuppressiva

A
  1. toxiciteit (nierfunctie)
  2. opportune virale infecties
  3. hypertensie
  4. diabetes
  5. osteoporose (heupnecrose)
  6. maligniteiten (huid, lymfeklier PTLD)

Ezelsbrug: nier-infectie, bloed-suiker, bot-kanker.

Ciclosporine & tacrolimus erg nefrotoxisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Juist of onjuist

De ontvanger van een nier wordt standaard gescreend op urologische maligniteiten.

A

Onjuist

Ontvanger wordt alleen op indicatie gescreend.

Levende donoren worden gescreend op maligniteiten of stenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Juist of onjuist

Een beperkte blaascapaciteit is een relatieve contra-indicatie voor niertransplantatie.

A

Onjuist

De blaascapaciteit herstelt vrijwel altijd met diurese na transplantatie

(tenzij fibrose/na radiatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem drie modaliteiten waarmee je ontvangers preoperatief analyseert

A

Anamnese (o.a. VG, UWI/stenen/LUTS/hematurie, restdiurese/blaascapaciteit).
Lichamelijk onderzoek (fossa ruim genoeg?)
CT urologische en vasculaire anatomie (iliacaal en nier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de wachttijd voor potentiele ontvangers met:
- Prostaatcarcinoom
- Niercarcinoom
- Urotheelcarcinoom van de blaas

A
  • Prostaat: geen (indien DSS >90%, ook M+)
  • Nier: na resectie
    – T1 0-2 jaar (Fuhrman)
    – T2 2 jaar
    – T3/4 >2 jaar
  • Blaas:
    – NMIBC 0,5-2 jaar
    – MIBC 2 jaar na cystectomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Juist of onjuist

Laparoscopische donornefrectomie geeft minder postoperatieve pijn, kortere opname en urologische complicaties in vergelijking met open.

A

Onjuist

Laparoscopisch sneller/beter postop herstel

Gelijk aan open w.b. NF, rejectie, uro-complicaties en overleving van zowel graft als patient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 2 verschillen tussen links/rechts donornefrectomie

A
  • links vena suprarenalis (surrenalis) doornemen om maximale lengte v. renalis te krijgen (rechts geen inmonding van)
  • vrijleggen niervaten: links arterie tot aan aorta, rechts vena tot aan cava
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 verschillen tussen donor/tumor-nefrectomie

A
  • donor: Gerota afprepareren
  • donor: ureter doornemen t.h.v. iliacaalvaten
  • donor: nierarterie en vene vrijprepareren voor maximale lengte (d.w.z. links v. adrenalis eraf, a. tot aan aorta; rechts v. tot aan cava)

PW: donor: breng eerst endocatch in daarna pas vaten stapelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vul in:

Patient met Bricker krijgt donornier. Diens kans op chirurgische complicaties is […], kans op UWI’s is […] en de kans op rejectie/falen is […] in vergelijking met iemand zonder deviatie.

A
  1. groter
  2. groter
  3. gelijk
17
Q

De donornier wordt bij voorkeur aangesloten op
A) a. en v. iliaca communis
B) a. en v. iliaca externa
C) a. en v. iliaca interna

A

B

Ureter onderlangs naar de blaas leiden

18
Q

Juist of onjuist

Een hoge anastomose is een gelijkwaardig alternatief voor vesico-ureterale anastomose bij nierimplantatie

A

Onjuist
Bij normale anatomie is er een voorkeur voor implantatie in blaas

Zeer korte of slecht gevasculariseerde ureter: hoge anastomose is optie

19
Q

Noem 2 indicaties voor een UCS, en 2 nadelen ervan

A

Indicaties:
1. ontoegankelijke blaas (bijv cripple)
2. na cystectomie
Nadelen:
1. Vaak permanente JJ stenting
2. Meer UWI’s

Let op stoma-plaats en plakkers

20
Q

Na implantatie

Kans op art. en ven. trombose

A

Binnen 3 maanden: 0,5-3,5% (art) en 0,5-4% (ven)

21
Q

Noem 2 vasculaire late complicaties na implantatie

A
  1. a. renalis stenose (1-25%)
  2. AV fistel (na biopt)
22
Q

Hoeveel procent krijgt ureterobstructie na implantatie (vroeg / laat)? En wat is je work-up?

A

2,6 - 15%.
1. Adequate drainage collecties
2. Bij twijfel: renogram
Indien intrinsiek probleem:
3. PCN (of JJ) met contrastonderzoek
4. Evt. behandeling
– wait and see
– endodilatatie
– reimplantatie

PW: endodilatatie bij strictuur <1-3cm

23
Q

Wat is de succeskans van endodilatatie voor ureterstrictuur na NTx? En voor reimplantatie/hoge anastomse?

A

~50% en >90%

Tot 3 cm endobehandeling mogelijk, in praktijk >1 cm al twijfel.

24
Q

Wat is de kans op (majeure) complicaties na transplantectomie?

Nijmeegse data komt overeen met literatuur.

A

Algeheel ~30%
wv Majeur ~15%
wv Mortaliteit ~3,5%

Acute setting subgroep ~85% majeure complicaties

25
Q

Noem de andere (niet-vasculaire) late complicaties na NTx-implantatie

A
  1. ureterstrictuur (distaal)
  2. lymfocele (~10% [1-26%])
  3. UWI’s
  4. VUR (reflux)
  5. Hypertensie
  6. Maligniteit
26
Q

Juist of onjuist

Er zijn steeds meer overleden heartbeating donoren

A

Onjuist

Steeds meer overleden donoren, maar daarvan steeds meer non-heartbeating

27
Q

Wat is de 5-jaarsoverleving van patienten na NTx met levende vs. overleden donor?

Ongeveer

A

Levend >90%
Overleden ~80%

28
Q

Wat is de 5-jaarsoverleving van transplantaat na NTx met levende vs. overleden donor?

Ongeveer.

A

Levend ~90%
Overleden ~75%