urinair stelsel 2 Flashcards

1
Q

hoe loopt de bloedstroom in de nefron

A

aa. interlobulares
Afferente arteriolen (aanvoer)
Glomerulus (filtratie)
Efferente arteriolen (afvoer)
Capillairen
vv. interlobulares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe noemen de capilairen van de nefron die in de cortex ligt

A

peritubulaire capillairen = gekronkelde haarvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe noemen de capilairen van de nefron die in de medulla ligt

A

vasa recta = rechte haarvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waaruit bestaat een nefron

A

nierlichaampje
nierbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kluwen van capilairen in nierlichaampje latijn

A

glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit welke delen bestaat de nierbuis

A

voorste kronkelbuisje, Lis van Henle, achterste kronkelbuisje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

naam plaats waar ureters uitmonden

A

trigonum vesicae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waaruit is de blaas gemaakt

A

Overgangsepitheel = uitrekbaar
Glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

blaas latijn

A

vesica urinaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom is de blaas uitrekbaar

A

urineopslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

naam latijn voor hals van de blaas

A

collum vesicae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spier die urine perst in urethra

A

m. detrusor vesicae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

binneste kringspier blaas latijn

A

m. sphincter urethrae internus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

interne kringspier blaas kenmerken

A

interne kringspier
autonoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

buitenste kringspier latijn

A

m. sphincter urethrae externus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

buitenste kringspier kenmerken

A

externe kringspier (bekkenbodem)
willekeurig

17
Q

trigger blaasreflex

A

prikkeling van rekreceptoren in blaaswand

18
Q

hoe ontstaat plasdrang

A

Contracties van m. detrusor vesicae

19
Q

hoe gebeurt urinelozing

A

Ontspanning van 2 kringspieren van urethra

20
Q

urinelozing latijn

21
Q

hoe stroomt urine door nefron

A

Bloedfiltering start in nierlichaampje
Filtraat stroomt naar nierbuis
- Proximale tubulus contortus
- Lis van Henle
- Distale tubulus contortus
Filtraat stroomt naar verzamelbuis

22
Q

3 processen nierverwerking

A

filtratie
reabsorptie
excretie

23
Q

wat is filtratie

A

bloeddruk perst water en opgeloste stoffen door membraan

24
Q

wat is reabsorptie

A

verwijderen water en opgeloste stoffen uit tubulaire vloeistof door epitheel naar peritubulaire vloeistof

25
wat is excretie
transport opgeloste stoffen uit peritubulaire vloeistof door epitheel naar tubulaire vloeistof
26
waaruit bestaat nierlichaampje
afferente arteriool voor bloedaanvoer glomerulus efferente arteriool voor bloedafvoer
27
waaruit bestaat glomerulus
capillairen + kapsel van Bowman
28
wat is functie van nierlichaampje
filtratie van bloedplasma -> voorurine
29
GFS
Glomerulaire filtratiesnelheid
30
wat is Glomerulaire filtratiesnelheid
hoeveelheid voorurine die nieren per minuut vormen (125 ml/min) ±180 liter voorurine/dag -> dankzij concentratieproces ± 1,2 liter urine/dag