stofwisseling Flashcards

1
Q

wat doet het spijsverteringsstelsel

A

voedingsstoffen opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarvoor dienen voedingsstoffen

A

energiereserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doen we met onze energiereserves en onder welke invloed

A

aanleggen of aanspreken

onder coordinatie van zenuwstelsel en hormoonstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet het ademhalingsstelsel

A

aanvoer O2
afvoer CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doet het cardiovasculair stelsel

A

vervoer voedingsstoffen en gassen naar weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn energierijke voedingsstofffen

A

koolhydraten (mono/di/trisachariden)

eiwitten (aminozuren)

vetten (triglyceriden = vetzuren en glycerol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

buiten energierijke voedingstoffen, wat is er nog belangrijk

A

vitaminen
mineralen
water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe geraakt het lichaam aan energierijke en noodzakelijke voedingsstoffen

A

voeding en zelf aanmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stofwisseling andere naam en wat is het

A

metabolisme = alle chemische reacties in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarin worden voedselmoleculen afgebroken

A

energie (ATP) en bouwstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarvoor worden de bouwstenen uit voeding gebruikt

A

groei
celdeling
weefselspecifieke activiteiten vb contractie, klierproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is celstofwisseling

A

chemische reacties in cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke elementen zijn noodzakelijk voor celmetabolisme

A

organische moleculen (nutrientenpool)
o2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar vind het celmetabolisme plaats

A

cytoplasma en mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opbouwreactie latijn

A

anabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

afbraakreactie latijn

A

katabolisme

17
Q

wat os de nutriëntenpool

A

Verzameling voedselbestanddelen die aangeleverd moeten worden

18
Q

waar worden organische moleculen opgenomen

A

jejunum

19
Q

waar gaat de energie naartoe die mitochondrieen levert

A

40% energie naar cellen
60% warmte

20
Q

waar gebeurt eerste katabole reactie (levert dit veel energie op)

A

cytoplasma, nee

21
Q

hoe gebeurt tweede katabole reactie

A

aeroob in mitochondriëen
veel energie

22
Q

wat zijn voornaamste energiebronnen

A

koolhydraten en vetten

23
Q

wat doen anabole reacties en hoe

A

Vorming van nieuwe organische moleculen (dankzij ATP

24
Q

waarom zijn er anabole reacties/ vormingen van nieuwe organische moleculen

A

onderhoud en herstel = metabolische turnover
groei
klierproductie vb hormonen
voedingsstofreserves opbouwen vb glycogeen in spiercellen

25
Q

welke stoffen zijn het belangrijkste voor anabole reacties

A

eiwitten en vetten

26
Q

wat zijn de nutrienten van triglyceriden, glycogeen en eiwitten

A

vetzuren
glucose
aminozuren

27
Q

tot wat worden de stoffen in de nutrientenpool herleidt

A

kleine koolstofketens

28
Q

hoeveel kcal in 1 gram koolhydraten

A

4

29
Q

wat zijn de 3 opeenvolgende katabole processen van koolhydraten

A

Glycolyse
Citroenzuurcyclus
Elektronentransportsysteem

30
Q

wat is glycolyse

A

1e fase suikerafbraak
start: glucose
cytoplasma
anaëroob

31
Q

wat is het eindresultaat van glycolyse

A

2 moleculen pyruvaat
2 moleculen ATP

32
Q

andere naam pyruvaat

A

pyrodruivenzuur

33
Q

naam 2de fase in suikerafbraak

A

Citroenzuurcyclus

34
Q

andere naam Citroenzuurcyclus

A

Krebscyclus