farmacologie 2 Flashcards

1
Q

interacties bij transport door membraan

A

competitie voor carrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is interactie

A

Onderlinge invloed van werking van meerdere geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interacties bij transport door bloed

A

competitie voor transporteiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn agonisten

A

gelijkaardige werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn antagonisten

A

tegengesteld effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soorten neveneffecten

A

middelgebonden neveneffect
patiëntgebonden neveneffect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn patientgebonden neveneffecten

A

intollerantie
toxisch effect (lever, nieren)
teratogeen (afwijking foetus)
abusus (afhankelijkheid)
interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ander woord therapietrouw

A

compliance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn redenen dat iemand niet therapietrouw is

A

Vergeetachtigheid vb ouderen
Kostprijs
Analfabetisme
Niet-noodzakelijk-gevoel vb asymptomatische aandoeningen
Kennisgebrek
Negatieve houding tav geneesmiddelen
Zorgen over bijwerkingen/verslaving
Stigmatisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn generische middelen

A

zelfde actieve ingredient
zelfde dosering
zelfde farmaceutische vorm

kost minder want geen research kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly