spijsverteringsstelsel 4 Flashcards

1
Q

wat zijn de fases van maagactiviteit

A

cefalische fase
gastrische fase
intestinale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de cefalische fase

A

zien, ruiken, proeven eten
CZS bereidt maag voor op voedselontvangst
Start maagsapproductie

(enkele minuten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de gastrische fase

A

voedsel komt maag binnen
(rekreceptoren)
gastrine activeert maag
(duurt enkele uren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet gastrine

A

knedende bewegingen = motiliteit
activiteit van pariëtale en zymogene cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het resultaat van de gastrische fase

A

kleine brokjes chymus via pylorus richting duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat gebeurt er in de intestinale fase

A

Binnenkomen van chymus stimuleert 3 hormonen
gastric inhibitory peptide
secretine
cholecystokinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

GIP

A

Gastric Inhibitory Peptide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CCK

A

Cholecystokinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn eigenschappen intestinale fase

A

Eiwit/vetrijke maaltijden: langzame transit
Maaltijden met koolhydraten/alcohol/koffie: snelle transit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoeveel verteerd de maag in %

A

10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe worden koolhydraten afgebroken

A

speekselamylase (pH <4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe worden eiwitten afgebroken

A

pepsine (ph <2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar wordt de resterende 90% van vertering gedaan

A

dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er niet in de maag

A

opname van voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

braken latijn

A

emesis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarop is braken een reflext

A

reactie op irritatie thv palatum molle/ proximale dunne darm

17
Q

hoe werkt braken

A

geforceerde uitademing (diafragma + buispieren)

ontspannen sfincters

18
Q

hoe beschermt je lichaam zich tegen het zuur van braken

A

extra speeksel

19
Q

wat kan het gevolg zijn van overmatig braken

A

tanderosie

20
Q

mondholte latijn

A

cavitas oris

21
Q

mond latijn

A

os

22
Q

slokdarm latijn

A

oesophagus

23
Q

maag latijn

A

gaster

24
Q

dunne darm latijn

A

intestinum tenue

25
Q

wormvormig aanhangelsel aan de blinde darm latijn

A

apendix vermiformis

26
Q

dikke darm latijn

A

intestinum crassum

27
Q

S-vormig deel van de dikke darm/ signoïd latijn

A

colon sigmoideum

28
Q

endeldarm latijn

A

rectum

29
Q

aars latijn

A

anus

30
Q

aalvleesklier latijn

A

pancreas

31
Q

galblaas latijn

A

vesica biliaris

32
Q

lever latijn

A

hepar