Unit 5b: Travel Flashcards
Where is the restroom?
Waar is het toilet?
It is the second door to the left (right).
Het is de tweede deur links (rechts).
These people are taking a taxi.
Deze mensen nemen een taxi.
These people are taking the subway.
Deze mensen nemen de metro.
These people are taking the bus.
Deze mensen nemen de bus.
It is the first (fourth) door to the left.
Het is de eerste (vierde) deur links.
Which coat is yours (formal).
Welke jas is van u?
I have a red coat.
Ik heb een rode jas.
My coat is the fourth coat in the row.
Mijn jas is de vierde jas in de rij.
The taxi is going straight ahead.
De taxi gaat rechtdoor.
The taxi is turning right.
De taxi slaat rechts af. (De taxi draait naar rechts.)
The fourth child in the line is wearing a hat.
Het vierde kind in de rij draagt een hoed.
The first child in the line is wearing a red skirt.
Het eerste kind in de rij draagt een rode rok.
The second child in the line is wearing sun glasses.
Het tweede kind in de rij draagt een zonnebril.
The third child in line is wearing a blue t-shirt.
Het derde kind in de rij draagt een blauw t-shirt.