Unit 3b: Work and School (Apr 2024) Flashcards
Our guests are standing at the door.
Onze gasten staan voor de deur.
Welcome to our home.
Welkom in ons huis.
This is a tree in the summer (winter).
Dit is een boom in de zomer (winter).
This is a tree in the spring (fall, autumn).
Dit is een boom in de lente (herfst).
Pardon me. Do you speak English (Dutch)?
Pardon. Spreekt u Engels (Nederlands)?
Yes, I speak English (Dutch).
Ja, ik spreek Engels (Nederlands).
10, 20, 30, 40, 50, 60
tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig
This woman comes from China. She speaks Chinese.
Deze vrouw komt uit China. Zij spreekt Chinees.
This animal comes from Australia. It speaks no English.
Dit dier komt uit Australië. Het spreekt geen Engels.
This animal comes from China. It speaks no Chinese.
Dit dier komt uit China. Het spreekt geen Chinees.
This man comes from Australia. He speaks English.
Deze man komt uit Australië. Hij spreekt Engels.
Pardon, do you (formal) speak Chinese?
Pardon, spreekt u Chinees?
Yes, I speak Chinese.
Ja, ik spreek Chinees.
40, 41, 42, 43, 44
veertig, eenenveertig, tweeënveertig, drieënveertig, vierenveertig,
45, 46, 47, 48, 49
vijfenveertig, zesenveertig, zevenenveertig, achtenveertig, negenenveertig
We are (I am) learning Chinese.
Wij leren (Ik leer) Chinees.