Tentamen Flashcards

1
Q

waar in de dunne darm vindt de opname van glucose plaats?

A

in het duodenum en jejunum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het transport van glucose over het luminale membraan is..

A

Na+ afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het transport van glucose over het basolaterale membraan is…

A

passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar in de darm wordt galactose opgenomen?

A

in het duodenum en het jejunum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het transport van galactose over het luminale membraan is…

A

Na+ afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het transport van galactose over het basolaterale membraan is…

A

passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar in de darm worden aminozuren opgenomen?

A

in het duodenum en het jejunum en het ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het transport van aminozuren over het luminale membraan is…

A

Na+ afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het transport van aminozuren over het basolaterale membraan is…

A

passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar in de darm worden dipeptiden en tripeptiden opgenomen?

A

in duodenum, jejunum, ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het transport van dipeptiden en tripeptiden over het luminale membraan is…

A

H+ afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het transport van dipeptiden en tripeptiden over het basolaterale membraan…

A

vindt niet plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar in de darm wordt fructose opgenomen?

A

in duodenum en jejunum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het transport van fructose over het luminale membraan is…

A

passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het transport van fructose over het basolaterale membraan is…

A

passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar in de darm worden galzouten opgenomen?

A

in jejunum en ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het transport van galzouten over het luminale membraan is..

A

in jejunum passief
in ileum Na+ afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het transport van galzouten over het basolaterale membraan is…

A

passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

immunomodulatoren: thiopurines en methotrexaat:

A

azathioprine, mercaptopurine en tioguanine
en methorexaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bijwerkingen van thiopurines:

A
  • beenmergtoxiciteit
  • acute pancreatitis
  • griep achtige verschijnselen
  • hepatitis
  • lymfoom
  • non-melanoom huidkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bijwerkingen methotrexaat:

A
  • misselijkheid
  • hepatitis
  • kaalheid
  • griepachtige verschijnselen
  • teratogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

biologicals: anti-TNF:

A
  • infliximab
  • adalimumab
  • golimumab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

biologicals: anti integrines/alfa-4-bèta-7 antagonist:

A

vedolizumab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

biologicals: anti-IL 12/IL 23:

A

ustekinumab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

bijwerkingen biologicals:

A
  • infusie gerelateerde bijwerkingen, infecties, allergieën, TBC reactivatie, huidmaligniteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

bij welke MCV spreken we van een microcytaire anemie?

A

MCV < 80 fL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

bij welke MCV spreken we van een normocytaire anemie?

A

MCV = 80 - 100 fL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

bij welke MCV spreken we van een macrocytaire anemie?

A

MCV > 100 fL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

microcytaire anemie: Fe gebrek:

A

Reticulocyten verlaagd

30
Q

microcytaire anemie: thalassemie:

A

Reticulocyten normaal of verhoogd

31
Q

microcytaire anemie: anemie van de chronische ziekte:

A

Reticulocyten verlaagd

32
Q

normocytaire anemie: acute bloeding:

A

Reticulocyten normaal

33
Q

normocytaire anemie: nierziekte:

A

Reticulocyten verlaagd

34
Q

normocytaire anemie: anemie van de chronische ziekte:

A

Reticulocyten verlaagd

35
Q

normocytaire anemie: infiltratie beenmerg door maligniteit:

A

Reticulocyten verlaagd

36
Q

normocytaire anemie: myolodysplastisch syndroom (MDS):

A

Reticulocyten verlaagd

37
Q

normocytaire anemie: hemolyse zonder retoculocytose:

A

Reticulocyten normaal

38
Q

normocytaire anemie: sikkelcelanemie:

A

Reticulocyten verhoogd

39
Q

normocytaire anemie: aplastische anemie:

A

Reticulocyten verlaagd

40
Q

macrocytaire anemie: vitamine B12 deficiëntie:

A

Reticulocyten verlaagd

41
Q

macrocytaire anemie: foliumzuur deficiëntie:

A

Reticulocyten verlaagd

42
Q

macrocytaire anemie: alcohol:

A

Reticulocyten verlaagd

43
Q

macrocytaire anemie: hypothyreoidie:

A

Reticulocyten verlaagd

44
Q

macrocytaire anemie: myelodysplastisch syndroom (MDS):

A

Reticulocyten verlaagd

45
Q

macrocytaire anemie: hemolyse:

A

Reticulocyten verhoogd

46
Q

frequent voorkomende lichamelijke symptomen bij Anorexia Nervosa:

A
  • brdaycardie
  • hypotensie
  • lanugo beharing
  • obstipatie
  • acrocyanose
  • droge huid en nagels
  • groeivertraging
  • osteoporose
  • stoppen met menstrueren
47
Q

waar in de slokdarm ontstaat een adenocarcinoom?

A

distaal in de slokdarm

48
Q

welke drie celtypen zijn onderdeel van de submucosa?

A
  • endotheelcellen
  • ganglioncellen
  • zenuwcellen
49
Q

welke laag van de darmwand zie je altijd in biopten met een endoscopie?

A

de mucosa

50
Q

welk deel van de maag wordt bij een Billroth 2 operatie verwijderd?

A

het gastrine producerende gedeelte

51
Q

welk mechanisme is betrokken bij het opgang brengen van de zuur productie in de maag door de geur van voedsel?

A

de stimulatie an de entero-chromaffine cellen in het corpus van de maag

52
Q

is bij patiënten met pernicieuze anemie de zuurproductie in de maag verlaagd of verhoogd? en waardoor?

A

het is sterk verlaagd, door een afname van de pariëtale cellen.

53
Q

in welke fase van de maagzuur secretie spelen aminozuren een stimulerende rol?

A

zowel in de gastrale fase als in de intestinale fase

54
Q

welk hormoon is betrokken bij de vorming en instandhouding van de mucus laag in de maag?

A

PGE2

55
Q

welk effect verwacht je na het doorsnijden van de n. vagus tak naar de pancreas?

A

een verlaagde secretie van chymotrypsinogeen

56
Q

welke problemen kun ej zien als gevolg van een exocriene pancreasinsufficiëntie?

A
  • gewichtsverlies
  • steatorroe
  • tekort aan vet-oplosbare vitamines
57
Q

het transport van galactose over de apicale membraan van de enterocyt, gaat via het transporteiwit… en het transport is…

A

SGLT1 en het is natrium afhankelijk

58
Q

het transport van galactose over de basolaterale membraan van de enterocyt gaat via het transporteiwit… en het transport is…

A

GLUT2 en het is passief

59
Q

wat is de functie van het co-lipase bij de vetvertering in het duodenum?

A

voorkomen van inactivering van het pancreas lipase door galzouten

60
Q

welke weefsel of orgaan is de belangrijkste bron van het hormoon hepcidine?

A

de lever

61
Q

hoe komt het dat de urine donker kleurt bij personen met een cholestatische leverziekte?

A

toename van geconjugeerd bilirubine in de urine

62
Q

welke indicaties verwacht je voor cholestatische leverziekte bij lichamelijk onderzoek?

A
  • icterus, dus verkleuring huid/oogwit
  • pruritus, dus krabletsel vanwege jeuk
63
Q

hoe leidt cholestase tot osteoporose?

A
  • geen galuitscheiding in de darm
  • verstoorde lipolyse en gemengde micel vorming
  • malabsorptie van vetten en bet oplosbare vitamines
  • vitamine D deficiëntie leidt tot verstoorde calciumhuishouding
  • osteoporose
64
Q

kunnen patiënten met sikkelcelziekte genezen van deze ziekte?

A

ja

65
Q

risicofactoren voor ontwikkelen dikke darm kanker:

A
  • alcohol
  • roken
  • rood vlees
  • vezelarm dieet
  • weinig bewegen
  • obesitas
66
Q

wat is de meest voorkomende oorzaak van kernicterus in Nl?

A

bloedgroep antagonisme

67
Q

welke tumormarker kan je gebruiken in de diagnosestelling en tijdens de behandeling van een pancreascarcinoom?

A

Ca 19.9

68
Q

kan de hoogte van het serum bilirubine goed worden ingeschat op basis van de mate van geelzien?

A

nee

69
Q

bij een à terme zuigeling wordt de maximale serumconcentratie van bilirubine bereikt op de …… levensdag

A

3e - 4e levensdag

70
Q

welk hormoon dat betrokken is bij de regulatie van maagzuur secretie, stimuleert ook de afgifte van gal aan het maagdarm kanaal?

A

CCK, cholecystokinine

71
Q

wat wordt bedoeld met het choleretisch effect van galzouten op het galvolume en welk celtype is daarbij betrokken?

A
  • galzouten stimuleren de secretie van gal en er is een vaste relatie tussen de hoeveelheid gesecreteerd galzout en het gal volume.
  • dit vindt plaats in de hepatocyt