stoornissen en netwerken Flashcards

1
Q

stoornissen in het cerebellum en hersenstam

A
  1. cerebellum (of kleine hersenen)
    - coördinatie en evenwicht verstoord
    - vb. iemand met een tumor loopt alsof die dronken is
  2. hersenstam
    - vitale functies in gevaar (zoals ademhalingsstoornissen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stoornissen in frontale kwab

A
  1. problemen in gedrag en persoonlijkheid
    - verminderd probleemoplossend vermogen
    - persoonlijkheidsveranderingen
    - geheugenproblemen
    - concentratiestoornissen
    - sociaal ongeremd gedrag
  2. gebied van Broca
    - motorische mogelijkheid van spreken aangetast (je weet wat je wilt zeggen, maar het komt er niet uit)
  3. motorische schors
    - verlamming (tegenovergestelde lichaamshelft)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stoornissen in pariëtale kwab

A
  1. algemeen
    - gevoelloosheid van tegenovergestelde lichaamshelft
  2. neglect syndroom
    - patiënt herkent delen van lichaam niet meer als lichaamseigen
    - gevolg: verwaarlozing en ontkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stoornissen in temporale en occipitale kwab

A
  1. temporale kwab
    - vermogen taal begrijpen aangetast (gebied van Wernicke)
    - geluiden minder goed begrijpen en onthouden
  2. occipitale kwab
    - voorwerpen en gezichten niet meer herkennen
    - blind worden = corticale blindheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hersenletsel agnosie

A
  1. apperceptieve agnosie
    - geen voorwerpen herkennen omdat men geen geheel kan zien
    - oorzaak: stoornis in occipitale lob
  2. associatieve agnosie
    - geen voorwerpen herkennen omdat men betekenis niet meer kan activeren (uit visuele stimulus)
    - oorzaak: stoornis in temporale lob
  3. auditieve agnosie
    - geen geluiden meer herkennen
    - oorzaak: stoornis in temporale lob
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hemineglect en hemiplegie

A
  1. hemineglect
    - geen aandacht meer besteden aan (linker)kant
    - oorzaak: beschadiging aan (rechter)pariëtale lob
  2. hemiplegie
    - verlamming aan een helft van lichaam
    - oorzaak: vernietiging van motorische cortex aan de andere kant van hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

amnesie en apraxie

A
  1. amnesie
    - geheugenproblemen
    - oorzaak: disfusie van hippocampus en temporale cortex
  2. apraxie
    - als het handelen niet meer doelmatig verloopt
    - handelingen worden niet meer op juiste manier uitvoeren (verkeerde of omgekeerde volgorde)
    - oorzaak: schade achterste pariëtale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het standaardnetwerk

A
  1. betekenis
    - of default-mode network (DMN)
    - associatiezones actief niet gericht op buitenwereld (het brein in rust)
    - vroeger: geneigd te denken dat brein ‘vrij’ is, in passieve toestand
    - conclusie: wel voor de gespecialiseerde gebieden in schors (zoals spraakcentrum, visuele of motorisch centrum)
    - nu: bepaalde tussenliggende netwerken actief als mens in rust is
  2. verschillende delen
    - mediale prefrontale cortex
    - mediale pariëtale cortex
    - laterale pariëtale cortex (zowel linker als rechterkant);
    - anatomisch ver van elkaar en communiceren via lange wittestofbanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mind-wandering

A
  1. algemeen
    - netwerk DMN meest actief bij mind-wandering activiteiten;
    - zoals dagdromen, mijmeren, denken over de toekomst
  2. betekenis
    - rol bij interne informatieverwerking
    - het behouden van cognitieve en emotionele balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kinderen en het DMN

A
  1. algemeen
    - Amerikaans samenwerkingsverband van onderzoekers
    - functionele hersendelen binnen het DMN (van 7 tot 9 jaar) nog zwak > vergelijking volwassenen
  2. conclusie
    - myelinisering is nog gaande
    - kinderen minder tot introspectie in staat (ontstaan zelfbewustzijn = vermoedelijk verband met ontwikkeling DMN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

meditatieoefeningen en het DMN

A
  1. algemeen
    - bij ‘niet-directieve’ vorm van mediteren (ACEM)
    - afdwalen van gedachten niet wordt tegengegaan
  2. conclusie
    - psychische verwerking van emotionele gebeurtenissen helpt bevorderen
    - tijdens mediteren = meer activiteit in hersengebieden geassocieerd met mind-wandering (ophalen van belevenissen uit geheugen en verwerking emotionele gebeurtenissen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

klinische stoornissen en DMN

A
  1. algemeen
    - link gevonden tussen DMN en Alzheimer, dementie en psychopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het dorsale netwerk

A
  1. algemeen
    - het brein gericht op de buitenwereld (dus andere associatiezones actief)
    - dorsaal = achterzijde of rugzijde
    - gebieden rond motorische en somatosensorische cortex (gepaard met percipiëren van stimuli = sensorisch gebied mee actief)
  2. samenwerking
    - competitie met DMN
    - elkaar activiteit onderdrukken (vb. bij het lezen van een tekst onderbroken door mijmering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het frontopariëtale netwerk

A
  1. algemeen
    - het brein gericht op controle
    - telkens bij doelgericht gedrag
    - frontale lobben: controlestructuren om doel in oog te houden
    - pariëtale lobben: richten van aandacht
  2. actief samenwerken
    - met dorsale netwerk en DMN als;
    - persoon naar binnen gericht (vb. maken van toekomstplannen)
    - of naar buiten gericht (vb. taak oplossen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

experimenten met mensen met split brain

A
  1. algemeen
    - doorgesneden corpus callosum
    - geeft ons info over hoe beide hemisferen werken
    - bieden elk eigen interpretatie van werkelijkheid
  2. evidentie voor hemisferische specialisatie:
    - links eerder taal en probleemoplossing
    - rechts eerder voor richten van aandacht en gezichtswaarneming;
    - subtiele verschillen = links meer in stukjes en details en rechts meer in volledig plaatje (≠ links voor ratio en rechts voor creativiteit = te simplistisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hersenplasticiteit

A
  1. betekenis
    - capaciteit om organisaties en functies te herschikken
    - afh van veranderende omstandigheden
  2. drie voorbeelden:
    - spontaan herstel (na beschadiging van hersenen) = gliacellen belangrijke rol + gerichte rehabilitatieoefeningen versterken proces
    - recuperatie door minder gebruikte hersengebieden = massieve reorganisatie bij ongebruikt hersenweefsel
    - verandering door oefening = meer synaptische verbindingen
17
Q

hersenlateratie

A
  1. betekenis
    - fase waarbij de linker- of rechterhersenhelft zijn dominantie of specialisatie krijgt
  2. vaststelling
    - rechterhemisfeer vrijwel identiek aan linkse
    - maar niet evengoed in verwerken van verschillende soorten informatie;
    - functies in zekere mate gelateraliseerd (d.w.z. duidelijker aanwezig aan ene kant)
    - ook grote samenwerking om taak uit te voeren