inleiding biologische basis Flashcards
1
Q
hedendaagse psychologie
A
- algemeen
- factoren die gedrag van mensen beïnvloeden
- 3 categorieën: biologische invloeden, cognities (= gedachten en overtuigingen) en interacties - biologische basis van gedrag
- verklaring vanuit biologische invloeden: erfelijkheid, hersenwerking, hormonen
- dit vak = biopsychosociaal perspectief
2
Q
geschiedenis: dualisme
A
- dualisme
- geest onafhankelijk van lichaam
- filosofie van de geest = basis psychologie - situering
- Griekse oudheid: Plato en Aristoteles
- René Descartes: psychische problemen toeschrijven aan externe geesten (duivels) i.p.v. interne biologische onevenwichtigheden
3
Q
geschiedenis: evolutieleer
A
- algemeen
- Charles Darwin
- survival of the fittest: best aangepast gedrag overleefd
- gevolg: kijken richting genen (generatie op generatie), dus ook lichamelijke factoren hebben impact
4
Q
geschiedenis: ontdekkingen in de geneeskunde
A
- Donald O. Hebb
- waarnemingen, emoties, gedachten en herinneringen;
- verklaren vanuit hersenactiviteiten (1ste persoon) - Robert Sperry
- split-brain patiënten (epilepsie) > linker- en rechterhersenhelft onafhankelijk
- gevolg: functies linker- en rechterhelft hersenen en bepaalde gedragingen primair - biomedisch model (verklaring voor psychische problemen)
- psychofarmaca (antidepressiva, antipsychotica)
- beeldvormingstechnieken (CT, PET, fMRI)
- neuropsychologie, neuropsychopathologie, psychofarmacologie, gedrags- en populatiegenetica
5
Q
kritische kanttekening
A
- enerzijds bevrijdend
- verlichting ouders en familie van kind met ADHD, autisme (= oorzaak is biologisch, dus niet opvoeding of sociale factoren) - reductionistisch én gevaarlijk
- te simplistische kijk op complexe gedragingen zoals seksualiteitsbeleving of crimineel gedrag
- enkel focus biologische aspecten = soort oogkleppen, want ook sociale en culturele invloeden (vb. taalontwikkeling: aangeboren vaardigheid; niet gestimuleerd door omgeving vb. wolfskinderen)
6
Q
5 disciplines
A
- biologische psychologie
- studie biologische processen aan basis van gedrag, gevoelens en gedachten
- overkoepelende term - (klinische) neuropsychologie: studie relatie tussen werking hersenen en gedrag en/of psychische problemen
- neurowetenschappen: studie naar alle aspecten van zenuwstelsel (centraal en perifeer)
- neuroanatomie: structuur zenuwstelsel
- neurofysiologie: werking en functies zenuwstelsel - evolutiepsychologie: studie menselijk gedrag vanuit evolutietheorie
- gedragsgenetica: studie overerving van gedrag (adhv genen)
7
Q
belang biologische factoren
A
- algemeen
- ontstaan: invloed evolutieleer en ontdekkingen in geneeskunde
- rol biologie in de psychologie - vier manieren:
- goede werking centrale zenuwstelsel
- invloed van lichaam op geest
- erfelijkheid
- invloeden vanuit menselijke evolutie
8
Q
goede werking centrale zenuwstelsel (1-2)
A
- hersenletsels
- gedrag via zenuwstelsel, bestaande uit hersenen, ruggenmerg en perifere zenuwstelsel
- bij ongeval of bloeding
- gevolgen voor het psychologische functioneren
- gevalsstudie bespreken de symptomen - algemene hersenaandoeningen
- meest voorkomende = ziekte van Alzheimer;
- vermindering in intellectuele vermogens (dementie = neurodegeneratie)
9
Q
toepassing: hersenletsels en ziekte van Alzheimer
A
- geheugenverlies na verkeersongeval
- basis: onderscheid episodisch vs. semantisch geheugen;
- onderdeel declaratief of expliciet geheugen: het onder woorden brengen
- episodisch: alles wat we meemaken in ons leven >< semantisch geheugen: feitenkennis - ziekte van Alzheimer
- geen behandeling > enkel vertragen en preventie
10
Q
goede werking centrale zenuwstelsel (3-4)
A
- ondervoeding
- hongersnood: tekort voedsel tijdens zwangerschap > eerste levensjaren: verminderde intellectuele vermogens (cognitieve ontwikkeling)
- tekort aan ijzer en jodium (ook onze maatschappij)
- toepassing: leren over belang gezonde voedingsstoffen voor goede werking hersenen - medicatie
- psychofarmaca: verlichten symptomen psychische stoornissen
- of stoffen die inwerken op chemie van hersenen
11
Q
invloed van lichaam op geest
A
- algemeen
- biologie kan geest beïnvloeden via processen
- drijfveren om gedrag wel/niet te tonen = honger, dorst en seksualiteit - meerdere processen
- conditie lichaam (effect op geest)
- lichaamsbeweging
- pijn en zwaarlijvigheid (vicieuze cirkel)
- gedachten en gevoelens
- te weinig/veel zonlicht (neerslachtigheid)
12
Q
erfelijkheid
A
- genen of genetisch materiaal (DNA)
- overerving via ouders;
- lichamelijke kenmerken;
- in zeker mate intelligentie en persoonlijkheid;
- problemen die ze zullen ondervinden - hoe invloed erfelijkheid onderzoeken?
- tweelingenonderzoek
- adoptiestudies
- stamboomonderzoek
13
Q
tweelingenonderzoek en adoptiestudie
A
- tweelingenonderzoek
- vergelijking eeneiige vs. twee-eiige tweelingen
- onderzoek: rol erfelijkheid bij makkelijk wenen?
- vaststelling: erfelijkheid een rol, zonder duidelijke aanleiding;
- samenhang vele sterker bij eeneiige tweelingen (ze delen erfelijkheid) - adoptiestudie
- kenmerken kind vergelijken met biologische ouders vs. adoptieouders
- vaststelling: duidelijke link tussen ouder en kind (zowel bij geadopteerde als niet- geadopteerde)
14
Q
stamboomonderzoek
A
- algemeen
- eigenschappen vergelijken overheen verschillende generaties in een familie
- vaststelling: dominante overerving op niet-geslachtsgebonden chromosoom - verklaring
- dominant gen = steeds tot uiting als persoon het heeft
- recessief gen = enkel tot uiting als niet onderdrukt en zowel vader als moeder het hebben
- studie overerving van taalstoornis = niet geslachtsgebonden, want genetisch materiaal evenveel van moeder als vader
15
Q
invloeden vanuit menselijke evolutie
A
- inzichten
- aangeboren eigenschappen bij dieren
- aangeboren eigenschappen bij mensen
- evolutiepsychologie
- ouderlijke investering (HCO4)