het zenuwstelsel en stress Flashcards

Sap h8: de biologische benadering (p. 422-428)

1
Q

overzicht van het zenuwstelsel

A
  1. algemeen
    - zenuwstelsel = geheel aan neuronen in lichaam
    - twee grote onderdelen: centrale en perifere zenuwstelsel
  2. centrale zenuwstelsel
    - hersenen en ruggenmerg
    - hersenen: drijven in hersenvocht (vloeistof die beschermt tegen schokken > ook ruggenmerg) + ingewikkelde acties en gecomplimenteerde functies
    - ruggenmerg (smalle buis van onderkant schedel tot heup): eenvoudige reflexen
    - hersenen en ruggenmerg ingesloten in beenachtige structuur (maximale bescherming)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

perifere zenuwstelsel

A
  1. algemeen
    - alles wat buiten de hersen en het ruggenmerg valt:
    - sensorische neuronen transporteren info van sensorische receptoren nr centraal zenuwstelsel;
    - motorische neuronen info van centrale zenuwstelsel over nr verschillende structuren lichaam
  2. onderscheid 2 delen:
    - somatische zenuwstelsel
    - autonome zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

somatische en autonome zenuwstelsel

A
  1. somatische zenuwstelsel
    - of willekeurig zenuwstelsel = bewust controle uitvoeren over dit zenuwstelsel
    - controle over interacties van lichaam en buitenwereld
    - ook Autonomic Nervous System (ANS)= een van de twee stresssystemen in ons lichaam
    - sensorische neuronen: boodschappen aan vanuit waarnemingsorganen;
    - motorische neuronen: activeren skeletspieren (vb. hoofd draaien)
  2. autonome zenuwstelsel
    - of onwillekeurig zenuwstelsel = geen of heel weinig controle
    - controleert het inwendige van lichaam
    - sensorische neuronen: voert info van inwendige organen nr centrale zenuwstelsel;
    - motorische neuronen: spieren van inwendige organen activeren + regelen werking klieren
    - onderscheid sympathische en parasympatische stelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sympathische en parasympatische stelsel

A
  1. algemeen
    - noodzakelijk om te leven en overleven
    - geactiveerd bij respectievelijke actie en rust (beide reacties in balans)
    - balans langdurig uit evenwicht en een van beiden overheerst (vb. bij chronische stress)
  2. sympathische stelsel
    - regelt de activiteiten die energie verbruiken (actie)
  3. parasympatische stelsel
    - regelt activiteiten die energie herstellen en bewaren (rust)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

enterische zenuwstelsel

A
  1. algemeen
    - derde systeem van autonome zenuwstelsel
    - ook het tweede brein genoemd (500 miljoen neuronen alsook gliacellen)
    - omvat neuronen in spijsverteringskanaal (van slokdarm tot anus)
    - kan zonder input hersenen functioneren (vb. als je iets giftig eet > darmbewegingen versnellen)
  2. bevindingen
    - gedrag beïnvloeden via ‘de nervus vagus’ (vaguszenuw) = zenuw die hart, longen en spijsverteringsstelsel aanstuurt
    - produceert 50% van alle dopamine en 95% van alle serotonine
    - studies: link met psychiatrische condities zoals autisme (kind met autisme tot 4x maal meer darmproblemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is stress?

A
  1. algemeen
    - lichamelijke en emotionele reactie op plots veranderende situaties (bestaand evenwicht wordt doorbroken)
    - lichaam = staat van paraatheid (alles op alles om te overleven)
  2. kenmerken
    - verband reële of vermeende bedreiging (= te negatieve benadering) ≠ stress ook uitgelokt door positieve gebeurtenissen (vb. feest of uitstap)
    - beetje stress maakt ons alert en geeft een boost > te sterk of langdurig = ziek en belemmerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderscheid positieve en negatieve stress

A
  1. de wet van Yerkes-Dodson
    - effect van stress op ons gedrag
    - conclusie: prestaties eerst verbeteren, vanaf bepaald punt prestaties negatief beïnvloedt
    - functioneren bij bepaald optimale stressniveau: verschillend van taak tot taak en persoon tot persoon
  2. positieve stress zal onze reactie beschermen ≠ negatieve stress heeft schadelijk effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschillende oorzaken van stress

A
  1. life-events
    - belastende gebeurtenissen in de loop van hun leven
    - zoals het overlijden van een naaste, ontslag, faillissement
  2. dagelijkse irritaties: dagelijkse files, permanent geldtekort
  3. wijze waarop je kijkt naar die life-events of dagelijkse irritaties
    - impact verschillend van persoon tot persoon
    - impact wat je meemaakt = beïnvloed door hoe je iets ervaart en betekenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Social Readjustment Rating Scale of SRRS

A
  1. vragenlijst Holmes en Rahe
    - identificatie van belangrijke stressvolle levensgebeurtenissen
    - ranking van items met een score (vb. huwelijk, pensionering, ontslag)
  2. gebeurtenissen onlosmakelijke verbonden aan bepaalde levensfasen
    - zorgen voor extra druk
    - periodes met ingrijpende lichamelijke, psychologische en sociale veranderingen (vb. puberteit, adolescentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

symptomen van stress

A
  1. algemeen
    - stress vertaalt zich in ons gedrag (vb. stotteren, vermoeide indruk door slechter slapen)
    - piekeren en slecht concentreren (versterkende spiraal)
  2. roken of andere genotsmiddelen
    - stress doet gedrag toenemen
    - vb. iemand die rookt, kans groter in stresssituaties meer te gaan roken > meer zin en minder geneigd te stoppen
    - middelen gebruiken om te kunnen ontspannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijkomende kenmerken sympathisch en parasympatisch zenuwstelsel (bij stress)

A
  1. algemeen
    - sympathisch en parasympatisch werken tegengesteld
    - elk orgaan, elke spier of klier verbonden met 2 motorische zenuwen met centraal zenuwstelsel
    - aangestuurd door limbisch systeem via hypothalamus (reptielenbrein in actie)
  2. reacties gepaard met stress
    - gaspedaal waardoor motor op hoger toerental gaat draaien (vermeende of reële bedreigende situatie te lijf)
    - parasympatisch = brandstof gaan tanken en voldoende voor nieuwe stresssituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sympathisch zenuwstelsel (en stress)

A
  1. betekenis
    - verhoogt op momenten van inspanning en stress het energieniveau
    - lichaam voorbereiden op actie (vb. snellere polsslag, droge mond, algeheel gevoel van opwinding)
    - staat van paraatheid = klaar om te vechten of te vluchten (‘fight, flight & freeze-reactie’) > reactie afhankelijk van opvoeding en aangeboren voorkeur
  2. oorsprong
    - vanuit de hersenen > door ruggenmerg, vertakt naar organen, spieren en klieren
    - stresssituatie: zenuwbanen activeren organen, spieren en klieren (activatie: spieren via bloed meer zuurstof en glucose (dus energie)
    - gevolg: snel reageren op stresssituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sympathische reacties (1-6)

A
  1. ogen: pupillen verwijden
  2. longen: bronchi verwijden
  3. hart: hartslag sneller en krachtiger
  4. bloedvaten: bloeddruk verhoogt
  5. maag:
    - maag produceert minder enzymen
    - werking vertraagt
  6. dunne darm:
    - verminderde peristatiek
    - verminderde klierafscheiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sympathisch reacties (7-11)

A
  1. lever: scheidt glucose af, geeft energie
  2. alvleesklier: verminderde werking
  3. nieren:
    - daling van urineproductie
    - sluitspier spant zich op
  4. bijnieren: verhoogd adrenalineniveau
  5. zweetklieren: verhoogde zweetsecretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

parasympatisch zenuwstelsel

A
  1. algemeen
    - normale omstandigheden = heftige periodes van stress kort en krachtig
    - na paar seconden of minuten = lichaam terug situatie van rust en herstel > door parasympatisch zenuwstelsel
  2. werking
    - energieniveau terug op peil en kalmeert het lichaam
    - evenwicht herstelt en nieuwe (energie)reserve opbouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parasympatische reacties (1-6)

A
  1. ogen: pupillen vernauwen
  2. longen: bronchi vernauwen
  3. hart: hartslag trager en minder krachtig
  4. bloedvaten: bloeddruk wordt normaal
  5. maag:
    - produceert meer enzymen
    - spijsvertering komt weer op gang
  6. dunne darm:
    - verhoogde peristatiek
    - vermeerderde klierafscheiding
17
Q

parasympatische reacties (7-11)

A
  1. lever: slaat glucose op
  2. alvleesklier: verhoogde werking
  3. nieren:
    - stijging van urineproductie
    - sluitspier ontspant zich
  4. bijnieren: normalisering van adrenalineniveau
  5. zweetklieren: verminderde zweetsecretie