niet-aangeboren hersenletsels Flashcards

1
Q

hersenletsel

A
  1. betekenis
    - overkomt je plotseling + grote veranderingen met zich mee
    - niet in staat op oude niveau te functioneren
    - traumatische ervaring (zowel voor patiënt als naasten)
  2. kenmerken
    - elk type hersenletsel = unieke uitdagingen +vereist aangepaste behandeling en herstelbenadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschillende soorten hersenletsels

A
  1. verworven hersenletsel of niet-degeneratief letsel:
    - door een eenmalige gebeurtenis (vb. hersenschudding, beroerte of traumatisch hersenletsel)
  2. aangeboren hersenletsel:
    - aanwezig bij de geboorte (vb. cerebrale parese)
  3. degeneratief hersenletsel:
    - progressieve achteruitgang van de hersenfunctie over de tijd (vb. dementie, ziekte van Parkinson)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe beïnvloedt een hersenletsel het leven van de patiënt?

A
  1. impact op het leven
    - verandert het leven onverwacht en plots
    - vaak langdurig herstelproces met acute fase, revalidatie en re-integratie
    - verlieservaring en rouwproces vanwege beperkingen
  2. emotionele uitdaging
    - moeilijk te accepteren afhankelijkheid van anderen + verlies van oude niveau van functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

herstelproces

A
  1. algemeen
    - beschreven al een ‘breuk in de levenslijn’ met kloof tussen verwachtingen en de nieuwe realiteit
    - herstel = moeilijk te voorspellen (en volledig herstel is zeldzaam)
  2. tijdsbepaling
    - in beginfase: herstelt ernstig functieverlies vaak snel (vb. zelfstandig wassen binnen een week)
    - cognitief herstel > trager en kan maanden tot jaren duren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oorzaken van hersenletsel

A
  1. externe oorzaken (traumatisch hersenletsel):
    - verkeersongeval of harde klap op het hoofd
    - herstel van zenuwen in de hersenen is beperkt
  2. interne oorzaken (niet-traumatisch hersenletsel):
    - CVA (beroerte): bloedvaten verstopt of gescheurd, hersencellen sterven af door zuurstofgebrek
    - andere oorzaken: hartstilstand, infecties in de hersenen, tumoren;
    - bij mensen onder de 65 jaar veroorzaakt in een derde tot de helft van de gevallen
    - boven de 65 jaar = bijna altijd door CVA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

acute behandeling van hersenletsel

A
  1. algemeen
    - slachtoffers worden snel naar spoedeisende hulp gebracht > onderzocht of er schade aan hersenen is
  2. beeldvormingstechnieken
    - CT-scan: dwarsdoorsnede van de hersenen + grote schade zoals bloedingen of verschuiving detecteren
    - MRI-scan: magnetische golven voor gedetailleerdere beelden > na enkele weken of maanden schade nauwkeurig in kaart
    - soms toont CT-scan geen schade, maar MRI-scan wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Glasgow Coma Scale (GCS)

A
  1. betekenis
    - de ernst van het hersenletsel wordt beoordeeld met behulp van GCS
    - meet de diepte van een coma op basis van 3 parameters:
    - oogopening
    - verbale reacties en motorische reacties
  2. interpretatie
    - score loopt van 3 (diep coma) tot 15 (normaal bewustzijn)
    - score van 8 of lager > coma, waarbij persoon zich niet meer bewust is van zichzelf of omgeving
    - kunstmatige coma = score van 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gevolgen van hersenletsel

A
  1. algemeen
    - diversiteit van gevolgen = divers en complex, afh van ernst en locatie van letsel
    - locatie: letsel in rechterhersenhelft > gevolgen linkerkant lichaam EN letsel linkerhersenhelft > gevolgen rechterkant lichaam
    - sommige mensen ervaren verlamming, anderen niet
  2. onzichtbare gevolgen
    - neuropsychologische veranderingen
    - emotionele instabiliteit
    - gedragsveranderingen
    - persoonlijkheidsveranderingen
    - impact op dagelijks leven > later grote invloed (in het begin over het hoofd gezien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cognitieve gevolgen

A
  1. aandachts- en geheugenstoornissen
    - problemen met aandacht, concentratie en geheugen
    - veelvoorkomende stoornissen bij NAH
  2. waarnemingsstoornissen
    - visueel-ruimtelijke stoornissen, afh van locatie van letsel in hersenen
  3. executieve stoornissen
    - problemen met plannen, organiseren en uitvoeren van taken
    - gerelateerd aan specifieke plek van letsel in hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aandachts- en geheugenstoornissen (1-2)

A
  1. vertraagde informatieverwerking en aandachtsproblemen
    - problemen met het vasthouden van aandacht
    - in acute fase: slechts enkele seconden concentreren
    - gevolg: snelle vermoeidheid en stoppen activiteiten voortijdig
  2. selectieve aandacht
    - moeite met concentreren in drukke of lawaaierige omgevingen
    - moeite met filteren van irrelevante prikkels, waardoor snel afgeleid door achtergrondgeluid of visuele stimuli
    - gevolg: overprikkeling > overweldigd en vermoeid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aandachts- en geheugenstoornissen (3-4)

A
  1. trage informatieverwerking
    - trager reageren en spreken doordat hersenen informatie niet snel genoeg verwerken
    - bij taken die snelle reacties vereisen > gemiddeld een derde trager
    - moeite met complexe of snel uitgelegde opdrachten en omgaan met tijdsdruk
  2. impact op verdeelde aandacht
    - moeite met multitasken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aanpak aandachtsproblemen bij hersenletsel

A
  1. omgevings- en taakbeheer
    - prikkelarme omgeving
    - minimale verstoringen
    - taken opdelen
    - één taak tegelijk
    - korte duidelijke instructies
  2. tijd- en energiebeheer
    - geen tijdsdruk
    - recuperatiepauzes
    - grenzen aangeven
  3. cognitieve training
    - aandachtstraining: begin met korte opdrachten van 15 min, gevold door een pauze > bouw geleidelijk op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geheugenstoornissen na hersenletsel (1-2)

A
  1. retrospectief geheugen
    - geheugen, waarmee mensen zich eerdere gebeurtenissen kunnen herinneren, blijft vaak bewaard
    - kunnen nog herkennen waar ze wonen, hun familieleden herkennen en gebeurtenissen uit het verleden navertellen
    - soms lichte problemen > geheugen blijft meestal intact
  2. leren van nieuwe informatie
    - in beginfase: moeite met basale zaken zoals het onthouden van ziekenhuislocatie of namen van mensen
    - veel herhaling nodig en ervaren minder studierendement > ontmoedigend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geheugenstoornissen na hersenletsel (3-4)

A
  1. verlies van recente herinneringen
    - vergeten recent uitgevoerde activiteiten
    - verwarring en herhaling van vragen, omdat ze vergeten dat ze deze al eerder gesteld hebben
  2. prospectief geheugen
    - problemen met het geheugen voor toekomstige acties, zoals het vergeten van afspraken of geplande acties
    - aanzienlijke impact op dagelijks functioneren van de persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

amnesie en post-traumatische amnesie (PTA)

A
  1. fase 1: post-traumatische amnesie
    - geheugen volledig verstoord
    - mensen herinnering zich niets van de periode na het letsel + vaak verward
    - onjuiste informatie geven > verwarrende verklaringen na ontwaken uit coma
  2. verbetering van PTA
    - geheugen verbetert geleidelijk > vaak geheugenverlies voor de periode net voor het letsel
    - herinneren ongeval zelf of wat eraan voorafging niet
  3. verwarring en desoriëntatie
    - mensen in PTA = vaak gedesoriënteerd en kunnen confabuleren
    - onberekende informatie aanvullen met verzinsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aanpak van geheugenproblemen na hersenletsel

A
  1. structuur en routine
    - vaste routines en dagstructuur
    - consistentie in de plaatsing van dingen
  2. geheugensteun en hulpmiddelen
    - gebruik van hulpmiddelen: lijstjes, agenda’s
    - oriëntatiehulpmiddelen: klokken of kalenders met datum duidelijk zichtbaar
    - labels en visuele hulpmiddelen
  3. communicatie en ondersteuning
    - geef opdrachten één voor één
    - vertrouwde voorwerpen
    - Confabulatie niet corrigeren, maar afleiden
    - duidelijke communicatie
    - voorkom het maken van fouten
17
Q

afasie is een taalstoornis (vooral links hemisferisch) (1-2)

A
  1. expressieve afasie of Broca
    - moeite om woorden te vinden of zich verbaal uit te drukken
    - milde vorm: zoeken naar worden of het gebruik van omschrijvingen
    - ernstige gevallen: bijna niet spreken of geen woorden uit hun mond (moeite met eenvoudige ja- of nee-antwoorden)
  2. receptieve afasie of Wernicke
    - praten, maar niet begrijpen wat ze zelf zeggen
    - woorden gebruiken zonder betekenis of woorden die niet bestaan
    - verwarring
18
Q

afasie is een taalstoornis (vooral links hemisferisch) (3-4)

A
  1. verstoorde taalverwerking
    - beide aspecten verstoord > begrijpen en uiten van taal
    - grotere moeilijkheden bij communiceren
  2. anomische afasie
    - moeite met woordvindingsproblemen > ze weten wet ze willen zegge, maar kunnen het woord niet vinden
    - lange omschrijving of vervangingen van juiste woord door onnauwkeurig woord
19
Q

aanpak afasie

A
  1. op gemak en zonder stress
  2. betrek de persoon actief in het gesprek
  3. vermijd figuurlijke taal en humor
  4. alternatieve communicatiemethoden
  5. betrek familieleden
20
Q

apraxie (vooral links hemisferisch)

A
  1. algemeen
    - moeite met het uitvoeren van complexe handelingen, ondanks geen motorische stoornis
    - uitvoering van aangeleerde bewegingen en gebruik van voorwerpen (niet goed ‘programmeren’ vb. een kam)
  2. behandeling
    - aanleren van vaardigheden: zoals een mes vasthouden of voorwerp gebruiken
    - begeleide oefeningen
    - stappenplannen > helpt handelingen systematisch aan te leren
21
Q

hersenbeschadiging in rechterhelft

A
  1. algemeen
    - gevolg: visueel-ruimtelijke stoornissen
    - beïnvloedt de manier waarop iemand objecten en ruimte waarneemt
  2. verlies van oriëntatie in de ruimte
    - moeite hebben te weten waar ze vb. auto hebben geparkeerd > niet goed lokaliseren in representatie van ruimte
  3. verstoord lichaamsbesef
    - locatie lichaamsdelen niet goed herkennen of voelen (vb. bepaalde lichaamsdelen als vreemd ervaren)
22
Q

hersenbeschadiging in rechterhelft: problemen met visueel-ruimtelijke taken

A
  1. natekenen van figuren
    - moeite met het begrijpen van ruimtelijke relaties tussen onderdelen
    - gevolg: figuren niet goed nagetekend
  2. blokpatronen en puzzels
    - uitdagingen bij het leggen van een blokpatroon of het samenstellen van een puzzel
    - verhoudingen tussen stukken niet goed worden begrepen
23
Q

neglect (rechter hemisferisch)

A
  1. betekenis
    - stoornis waarbij een persoon deel van de ruimte, meestal linkerzijde negeert of geen aandacht
    - ondanks dat ze dit visueel kunnen zien
  2. kenmerken
    - tekenen: alleen de rechterzijde is uitgewerkt
    - lezen: start in het midden, negeert de linkerkant
    - verzorging: alleen rechterzijde
    - botst tegen objecten of mensen aan de linkerkant
24
Q

neglect gevolgen

A
  1. gevolgen
    - moeite met dagelijkse activiteiten zoals lezen, eten en verplaatsen
    - risico’s in het verkeer (vaak geen toestemming auto te rijden)
  2. aanpak
    - bewustwording creëren over linkerzijde lichaam en ruimte
    - training in aandachtstechnieken, zoals verplaatsen van de ogen naar links
    - herhaalde toepassing = verbetering (maar neglect blijft gedeeltelijk aanwezig)
25
executieve functies
1. betekenis - vaardigheden die ons helpen te anticiperen, flexibel zijn, problemen oplossen, zelfstandig opereren, ... - essentieel in nieuwe en complexe situatie 2. kenmerken van problemen met executieve functies - moeite met doelen stellen en plannen - chaotisch werken (zonder duidelijk begin of plan) - geen initiatief nemen of in staat zijn problemen op te lossen - onvermogen om voortgang te controleren en fouten te corrigeren - snel afgeleid raken en taken onafgemaakt laten
26
executieve functies: aanpak
1. vaste dagplanning 2. voorbereiding op veranderingen: kondig tijdig aan 3. duidelijke communicatie 4. ondersteuning bij taken
27
welke emotionele en gedragsveranderingen kunnen optreden na hersenletsel? (1-4)
1. prikkelbaarheid en agressie: snel boos worden bij stress of veranderingen 2. initiatiefverlies 3. apathie: weinig emotionele expressie, niet verward met depressie 4. rigiditeit: vasthouden aan idee-fixen en moeite met flexibiliteit > frustratie en boosheid
28
welke emotionele en gedragsveranderingen kunnen optreden na hersenletsel? (5-8)
5. impulsiviteit: handelen zonder na te denken, weinig zelfcontrole en soms ongepaste opmerkingen 6. ongeremd eetgedrag 7. financieel beheer: moeite met geldbeheer, soms leidend tot de noodzaak van bewindvoering 8. sociaal ongemak: moeite met omgangsvormen, zoals interrupties, luid gedrag en niet naleven van sociale normen
29
welke uitdagingen ervaren mensen met hersenletsel bij ziekte-inzicht en acceptatie?
1. gebrek aan ziekte-inzicht 2. ontkenning 3. rouwproces: zowel patiënt als familie moet omgaan met het verlies van oude capaciteiten en nieuw leven accepteren 4. moeilijkheden in revalidatie 5. geduld en ruimte
30
hoe kun je omgaan met gedragsproblemen na hersenletsel? (1-2)
1. identificeer uitlokkende en omgevingsfactoren - zorg voor voldoende slaap - vermijd overprikkeling - creëren van rustige en veilige omgeving > ongepast gedrag verminderen 2. structuur en consistentie - zorg voor duidelijke regels en afspraken - hele team = dezelfde aanpak
31
hoe kun je omgaan met gedragsproblemen na hersenletsel? (3-4)
3. gebruik bekrachtigingsprincipes - geen negatieve aandacht aan ongepast gedrag > negeren en persoon afleiden - geef kort duidelijk aan dat gedrag ongepast is, zonder verdere discussie 4. de time-out techniek - indien nodig een korte time-out - handel direct > niet in op verdere argumentatie