dementie Flashcards
1
Q
prevalentie dementie
A
- wereldwijd
- schatting 2019: 57 miljoen
- verwachting 2050: tot 153 miljoen - toepassing
- dementie is de op twee na belangrijkste oorzaak van sterfte in Europa
- de zevende wereldwijd
2
Q
classificatie dementie (McKahn, 2011)
A
- cognitieve of gedragsmatige symptomen die:
- interfereren met dagelijks functioneren;
- duidelijk afgenomen zijn ten opzichte van eerder niveau van functioneren;
- niet verklaard worden door een delier of depressie;
- gediagnosticeerd zijn op basis van anamnese en hetero-anamnese en een objectieve cognitieve beoordeling - cognitieve beperking laten zien in tenminste twee van de volgende domeinen:
- vermogen om nieuwe informatie op te slaan en te onthouden
- redeneren en uitvoeren complexe taken, inschattingsvermogen
- visuospatiële functies
- taalfuncties
- gedrag en persoonlijkheid
3
Q
syndromen en classificatie bij cognitieve problemen
A
- geen diagnose (wel klachten)
- klinisch beeld: cognitieve klachten, maar geen geobjectiveerde cognitieve stoornis
- classificatie: klachten, geen stoornis - lichte cognitieve stoornissen (geen dementie)
- klinisch beeld: geobjectiveerde lichte cognitieve stoornissen zonder belangrijke interferentie in het dagelijks leven
- classificatie: MCI - dementie
- classificatie: onderliggende ziekten vaststellen (Alzheimer, Fronto-temporaal, Vasculair, Lewy-Body, …)
4
Q
Mild Cognitive Impairment (MCI)
A
- de patiënt voldoet niet aan de dementie criteria, maar:
- bewijs uit screenend of nader neuropsychologisch onderzoek > sprake van achteruitgang in één of meer cognitieve domeinen;
- patiënt > in staat tot zijn algemeen dagelijkse levensverrichtingen (soms vermindering van zelfstandigheid in meest complexe instrumentele taken van dagelijks leven, vb. administratie)
5
Q
soorten dementie
A
- algemeen
- verzamelnaam voor groep stoornissen = syndroom
- mengbeelddementie: vb. Alzheimer + vasculaire dementie (meest voorkomend)
- vb. Alzheimer + Lewy Body - onderliggend ziektebeeld
- Alzheimer (60%)
- vasculaire dementie (15%)
- fronto-temporale dementie (10%)
- Lewy Body (10%)
- overig (5%)
6
Q
ziekte van Alzheimer
A
- neurodegeneratie
- het afsterven van hersencellen (hersenen zijn ziek)
- zwarte vlakken = mindere doorbloeding
- typisch: geheugenverlies (hippocampus) - onderzoek
- vandaag de dag = geen medicijn die Alzheimer kan genezen of voorkomen (onderzoek daarom heel belangrijk!!)
- veel geld vrijmaken > voor onderzoek naar ziekte van Alzheimer
7
Q
oorzaken/pathologie ziekte van Alzheimer
A
- samenklontering van eiwit Amyloïde
- kluwen van het eiwit Tau
- gliacellen
- bloed-hersenbarrière
8
Q
oorzaken ziekte van Alzheimer (1-2)
A
- samenklontering van eiwit amyloïde
- abnormale ophopingen van eiwit ‘amyloïde’ tussen de zenuwcellen in hersenen = plaques
- gevolg: verstoren communicatie tussen hersencellen + leiden tot celbeschadiging
- vaak het eerst in de hippocampus - kluwen van eiwit Tau
- in hersencellen: ontstaat een kluwen van het Tau-eiwit
- kluwen = het eiwit is anders gevouwen
- gevolg: verstoort het transport van voedingsstoffen binnen de cel + uiteindelijk sterft cel hierdoor
- cognitieve achteruitgang en neurodegeneratie
9
Q
gliacellen/afweersysteem op hol
A
- algemeen
- voor de ziekte van Alzheimer twee typen van belang: microglia & astrocyten - microglia = soldaten van ons brein
- ons afweersysteem probeert de plaques op te ruimen, maar dat lukt vaak niet
- ze kunnen iemand ‘arresteren’ > beweging nr eiwitophoping en eten die op
- uit onderzoek: overijverige en agressieve aanpak van microglia > ook ziekteproces versnellen
- brein heeft soldaten niet meer onder controle
10
Q
astrocyten (gliacellen)
A
- overbelaste vuilnismannen
- ondersteunen neuronen en regelen bloed-hersenbarrière
- vuilnismannen = ruimen de amyloïde plaques op > taak kost veel energie, waardoor ze andere werk minder goed doen
- bijkomend: vragen hulp aan microglia > doordat microglia te agressief zijn, maken die ontstekingen juist erger - chronische neuro-inflammatoire reacties
- gevolg: verergeren neurodegeneratie
11
Q
bloed-hersenbarrière
A
- werkt minder goed door chronische ontsteking > verergert neurodegeneratie:
- verhoogde doorlaatbaarheid = schadelijke stoffen dringen binnen in hersencellen - verstoorde rol bij verwijderen amyloïde eiwit
- normale werking = speciale ‘dragers’ brengen amyloïde naar barrière toe
- blijven amyloïde aanvoeren > systeem loopt vast
- opstapeling amyloïde in en rondom bloedvaten = ‘cerebral amyloïde angiopathy’
- hoe meer ophopingen, hoe ernstiger de ziekte > ontsteking bloedvaten
- activeert ons afweersysteem
- afweersysteem slaat op hol > blijvende ontsteking > bloed-hersenbarrière verder beschadigd
12
Q
beeldvorming - ziekte van Alzheimer
A
- beeldvorming
- MRI scan
- PET scan: biomarkers; amyloïde plaques en Tau kluwen > vroegdetectie - klinisch beeld
- een progressieve ziekte
- gemiddelde levensverwachting is 6,5 jaar (range: 3-20 jaar)
- veelvoorkomende symptomen van Alzheimer: geheugenstoornissen, moeite met alledaagse handelingen, veranderingen in karakter en gedrag, problemen met taal
13
Q
eerste tekenen van Alzheimer
A
- algemeen
- heel kleine veranderingen in het gedrag of de capaciteiten van de persoon
- eerste: recente gebeurtenissen of gesprekken vergeten - andere tekenen
- zich herhalen;
- nieuwe ideeën trager begrijpen;
- de draad van een verhaal verliezen;
- verward zijn;
- minder vloeiend spreken;
- het moeilijk vinden om beslissingen te nemen;
- zijn interesses in andere mensen en activiteiten verliezen
14
Q
middenfase van Alzheimer
A
- algemeen
- veranderingen worden duidelijker
- persoon heeft hulp nodig bij dagelijkse bezigheden (vb. eten, wassen en aankleden)
- ook steeds meer vergeten, dingen gaan herhalen en moeite krijgen om mensen te herkennen - tekenen
- sneller overstuur, boos, agressief of achterdochtig worden;
- verward zijn (over de tijd), weglopen of de weg kwijtraken
- ‘s nachts opstaan omdat hun slaap/waakritme verstoord raakt
- vergeetachtigheid
- zich op een ongewone manier gedragen
- problemen hebben met de waarneming, soms met hallucinaties
15
Q
laatste fase van Alzheimer
A
- algemeen
- in dit stadium: persoon heeft nog meer hulp nodig
- geleidelijk wordt hij volledige afhankelijk van anderen
- groot geheugenverlies: bekende voorwerpen, mensen of plekken niet meer herkennen, moeite met kauwen en slikken - tekenen
- veel afvallen, ondanks te veel eten
- incontinent raken, eerst voor urine en later ook voor ontlasting
- geleidelijk de spraak verliezen, hoewel hij soms een paar woorden blijft herhalen of van tijd tot tijd schreeuwt
- onrustig worden en op zoek zijn naar iets of iemand
- verdrietig of agressief zijn, vooral als ze zich bedreigd voelen
- tijdens persoonlijke verzorging boos worden, meestal omdat hij niet begrijpt wat er van hem wordt gevraagd