sociaal recht deel 18 Flashcards

1
Q

Op welke solidariteitsprincipes is het sociale zekerheidsrecht gebaseerd?

A

Het sociale zekerheidsrecht is gebaseerd op solidariteit en samenhorigheid van alle individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van sociale zekerheid?

A

Het doel is bescherming bieden tegen bepaalde risico’s en zekerheid creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie betaalt het vervangingsinkomen?

A

Het vervangingsinkomen wordt betaald via de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is kinderbijslag en waarom wordt het uitgekeerd?

A

Kinderbijslag wordt uitgekeerd om de verhoogde kosten door kinderen in een gezin deels op te vangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijkste organen van de sociale zekerheid in België?

A

Belangrijke organen zijn de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid), RIZIV (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering), RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening), FAMIFED (Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag), FPD (Federale Pensioendienst), RJV (Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie), en FEDRIS (Federaal agentschap voor beroepsrisico’s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie valt onder het toepassingsgebied van sociale zekerheid?

A

Personen verbonden door een arbeidsovereenkomst vallen onder het stelsel van sociale zekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een arbeidsovereenkomst en een aannemingsovereenkomst?

A

Bij een arbeidsovereenkomst is er gezag en toezicht, terwijl bij een aannemingsovereenkomst er volledige afhankelijkheid is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het doel van het verminderen van sociale zekerheidsbijdragen?

A

Het doel is de bevordering van tewerkstelling door werkgevers minder bijdrage te laten betalen en werknemers meer inkomen te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly