Samenleving - Deel II - Blok 7 Flashcards

1
Q

Vierkwadranten model vraag

A

gezondheidverschillen begrijpen

welke combinaties zijn mogelijk van gezondheid en consumptie op de indifferentiecurve met een budgetristrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kwadranten vierkwadrantenmodel

A
  • Nutsmaximalisatie H en C
  • Budgetristrictie M en C
  • Productiefunctie van gezondheid H
  • consumptie C
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

-Nutsmaximalisatie H en C kwadrant

A
  • Combinaties C en H bij hetzelfde nut
  • Veschillende nutsniveau’s; hoe verder weg nulpunt hoe hoger nut
  • Nut ontleend aan gezondheid (H) en consumptie (C)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Budgetristrictie M en C
A

Hoeveelheid geld die iemand kan besteden aan consumptie en zorg

  • Inkomen gelijk aan uitgaven
  • Geeft al je inkomen uit aan producten (som hoeveelheid x product prijs)
  • M = medische zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inkomen vierkwadrantenmodel

A

I= pm x m + Pc x C

Dus kan je terugrekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Startpunt M of C punt

A

I = Pm *M + Pc *0

I = Pm*0 + Pc *C

Geeft je geld uit aan medische zorg of consumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Productiefunctie van gezondheid (H).

A

Komt tot stand door M en H (medische zorg creeert gezondheid)

aanname: afnemende meeropbrengsten van M
( meer M levert steeds minder H op)

  • Verschillen gezondheidsproductiefunctie theorie; verklaard worden door aanbod (diagnoses en behandelingen) of vraag (therapietrouw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Maximaal nut

A

Kan alleen het derde niveau worden bereikt

  • je moet aan alle twee wat uitgeven, kan niet uitersten kiezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verzekering zorgt voor verschuiving binnen vierkwadranten model

A
  • Zorgt ervoor dat M naar links verschuift, maakt zorg goedkoper en kan nog meer afnemen met je inkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gezondheidsverschillen verkleinen door het inkomensverschil te beïnvloeden

A
  • Verzekering
  • Inkomensherverdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gezondheidsverschillen verkleinen door verschillen in voorkeuren te beïnvloeden:

A

Isonutcurves aanpassen

  • Voorlichting/ opleiding
  • Inkomensnivellering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vierkwadranten model geeft inzicht in ?

A

Hoe inkomen, budgetristrictie, gezondheidsproductiefunctietheorie en verschillen in voorkeuren leiden tot verschillende hoeveelheden H en C die mensen kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Herverdeling

A

Bestaande hulpbronnen anders indelen

  • Er ontstaat een kruising, persoon A levert iets in, waarvoor B iets terug krijgt

VB: Persoon A krijgt extra belasting en Persoon B krijgt toeslag
VB; premie gezonde mensen dragen bij aan kosten voor ongezonde mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interpersonele herverdeling

A

Van persoon A naar persoon B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intra personele herverdeling

A

Van persoon A op tijdstip 1 naar persoon A op tijdstip 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oppertuniteitskosten

A

De opbrengsten van het beste alternatief dat je misloopt door een bepaalde keuze te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oppertuniteitskosten mantelzorg

A
  • Waarde uur werken
  • Waarde uur vrije tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voor wie zijn oppertuniteitskosten hoger?

A
  • mensen die verweg wonen (reizen waarde)
  • Jonge kinderen (waarde bijzijn)
  • goed betaalde baan (waarde salaris)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Oppertuniteitskosten Binnen de gezondheidszorg:

A

Investeren in onderzoek naar dementie of juist in onderzoek naar andere aandoeningen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

oppertuniteitskosten Tussen de gezondheidszorg en andere sectoren: bijvoorbeeld zorgsector versus onderwij

A

bijvoorbeeld zorgsector versus onderwijs, geld dat je niet aan onderwijs besteed gebruikt in de zorg . ontwikkelingen in onderwijs wellicht mislopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mantelzorg herverdeling mannen en vrouwen

A

herverdeling van bestaande hulpbronnen anders ingedeeld.

  • Mannen nemen groter deel kosten op zich en minder zorg ipv evenveel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Lijn tussen M en H, Loopt naar links op waarom?

A

veronderstelling; Gebruik van medische zorg leidt tot toename van gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe rijker wat gebeurt er met de budgetristrictielijn

A

Deze verschuift naar links, kan dus ook meer nut produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat laat kwadrant nutsfuncties zien 2 dingen?

A

1) hoe iemand combinaties C en H waardeert
2) Welke combinaties van C en H er mogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verschillen in gezondheidsproductiefunctie, twee dingen

A
  • Basis gezondheid, verschil in hoogte van de lijn
  • Richtingscoefficient verschillen lijn; door therapietrouw sneller betere gezondheid bereiken bv of technologische innovatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe gezondheidsverschillen ontstaan tussen deze groepen en oorzaken?

  • hoog en laag opgeleiden
  • Oud en jong
  • Veel zelfmanagement en weinig zelfmanagement
A
  • hoger inkomen, meer budget. Budgetristrictielijn ligt hoger, kunnen een hoger nutsniveau bereiken
  • Oude mensen rijker maar kwetsbaarder, nutsniveau hangt van veel dingen af
  • zelfmanagement vaardigheden, externe hulpbronnen makkelijker aangetrokken.
    Toegang medische zorg en inkomen makkelijker hoger nutsniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Een publieke verzekering die 50% premie verlaagd wat gebeurt er met nut?

A

M wordt goedkoper, verschuift naar links.

  • 2x zoveel eenheden kopen met je budget
  • Lijn loopt steiler
  • Sneller hoger nut bereikt

Minder gezondheidsverschillen!!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Inkomensverderling van rijk naar arm wat gebeurt er met nut?

A
  • Budgetristrictielijn verschuift voor armen verder van 0 punt en voor rijken meer naar oorsprong
  • richtingscoefficient blijft gelijk
  • rijken minder nutsniveau, armen meer nutsniveau

Minder grote gezondheidsverschillen!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

vergroten therapietrouw wat gebeurt er met nut?

A
  • H lijn gaat steiler lopen
  • Minder zorg nodig voor meer H
  • Blijft toenemen volgens afnemende meeropbrengsten
  • Meer nutsmaximalisatie
  • Minder gezondheidsverschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Inkomensverdeling voor argument

A
  • herverdeling zorgt voor meer toegang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Inkomensverdeling tegen argument

A
  • gezondheid hangt niet alleen af van inkomen maar ook van leefstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Op welke manieren inkomensverschil beinvloeden om gezondheidsverschillen kleiner te maken?

A
  • verzekering
  • inkomensherverdeling (belasting en subsidie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Verschil in voorkeuren C en H verschillen tussen Hoge en lage Ses, hoe vertaalt zich dit in kwadrantenmodel?

A

H meer voor hoge ses

C meer voor lage ses

Door een verschil in preferenties zullen de isonutsfuncties van verschillende vorm zijn;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Beinvloeden van voorkeuren C en H, op welke manier

A
  • via voorlichting
  • Inkomensnivellering (verschil inkomens kleiner maken)

Geen gemakkelijke opgave iemand zijn waardering aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Fasen demografische transitie

A

Fase 0; hoog geboortecijfer, lage levensverwachting

fase 1; Afname sterfte

Fase 2; afname aantal geboorten

fase 3; vergrijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Fase 0 Lee 2003

A
  • Levensverwachting laag
  • Hoog geboortecijfer
  • gevolg; lage bevolkingsgroei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Fase 1 Lee 2003 oorzaken en gevolgen

A
  • Afname sterfte

Betere hygiene
minder doden door infectieziekten
verbeterde leef en woonomstandigheden
verbeterde gezondheidszorg

gevolgen:
- levensverwachting stijgt
- Populatie stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Fase 2 Lee 2003 oorzaken en gevolgen

A

Afname aantal geboortes

Oorzaken
- meer kinderen overleven tov vroeger, kosten tijd en geld
- opbrengsten en investeringen; vrouwen ook arbeidsparticipatie
- Rol technologie

Gevolgen
- Minder kinderen per vrouw
- Op latere leeftijd kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Fase 3 Lee 2003 oorzaken en gevolgen!!!!

A

Vergrijzing

Oorzaken
- Hoge levensverwachting
- Laag geboortecijfer

Gevolgen:
- Stijging levensverwachting –> meer zorg
- Laag geboortecijfer zorgt voor afname bijdrage zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Afhankelijksheidsratio

A

De hoeveelheid ouderen of kinderen die afhankelijk zijn van de potentiële arbeidskrachten op dat moment in de samenleving.

Vroeger waren er veel kinderen om voor te zorgen, in de toekomst veel
ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Vergrijzing leidt niet tot meer zorgkosten, wat wel?

A

Toename van getriatic giants

Deze ouderdomsziekten leiden tot grotere vraag naar zorg

Via causaal diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Stadia vergrijzing

A

De gemiddelde leeftijd daalt eerst als gevolg van de daling van de kindersterfte.

De gemiddelde leeftijd stijgt daarna als gevolg van:
- Daling van het geboortecijfer
- Daling van de sterfte hogere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarom leidt de stijgende levensverwachting tot meer vraag naar zorg? - Waar kan je wel wat aan doen?

A
  • Variabelen die vergrijzing zowel als de vraag naar zorg veranderen, denk aan medicijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waarom leidt de stijgende levensverwachting tot meer vraag naar zorg? - wat kan je doen aan geriartic giants?

A
  • inzetten op preventie zodat het niet leidt tot vraag naar zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Causaal diagram stijgende levensverwachting tot meer vraag naar zorg?

A
  • Vergrijzing
  • Getriatic giants
  • vraag naar zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Causaal diagram afnemende geboortecijfer tot minder bijdragen aan de zorg?

A
  • afnemend geboortecijfer
  • aantal mantelzorgers/ aantal premiebetalers/ aantal zorgpersoneel
  • afname bijdrage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Waar op in zetten afnemende geboortecijfer tot minder bijdragen aan de zorg?

A
  • Niks te doen aan afnemend geboortecijfer an sich
  • Wel wat te doen aan stimuleren zorgpersoneel/ mantelzorgers en premiebetalers (hoogte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Vijf manieren voorspelling kan maken

A
  • Gokken
  • Extrapoleren
  • op basis van indicatoren
  • op basis van theoretisch model
  • inschatting; expert opinion
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Meijer et al 2013

A

beschrijven variabelen die in verband staan met vergrijzing en zorgkosten op individueel en maatschappelijk niveau

  • ind; leeftijd, gezondheid
  • samenleving; BNP, technologie , lonen

Verschillende effecten modererend medierend en directe effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Meijer et al vraag: verband vergrijzing en gezondheid

A

Met andere woorden: stijgt de leeftijd waarop iemand last kan krijgen van ‘ouderdomsziekten’ mee met de levensverwachting of
niet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Meijer et al vraag: technolgie

A

Technologie wordt gecreëerd omdat er vraag is, vergrijzing beïnvloedt hiermee ook de vraag doordat de groep ouderen steeds groter wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Conclusie meijer et al 2013

A

Vergrijzing leidt niet direct tot meer zorggebruik, maar veel variabelen die deze relatie beinvloeden wel

  • Vooruitgang zorgsysteem is niet een reden voor toename zorggebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Douven & Wouterse (2019) conclusie

A

Willen meer uitgeven aan zorg als ons inkomen stijgt

52
Q

Intergenerationele solidariteit

A

Bereidheid te betalen voor andere generaties

Als inkomen stijgt meer betalen voor zorg, maar als dit alleen naar ouderen gaat staat de solidariteit tussen generaties onder druk

53
Q

Wat is het effect van de demografische transitie op; De gezondheid van de bevolking;

A
  • Neemt toe

Samenleving opnieuw ingericht zodat mensen zo lang mogelijk leven in goede gezondheid

54
Q

Wat is het effect van de demografische transitie op; De totale hoeveelheid intergenerationele herverdeling.

A
  • Neemt toe

Door verschuiving tussen grootte van groepen jongeren en ouderen

55
Q

Fase 3 kenmerken

A

laag sterftecijfer,

laag geboortecijfer,

langzame bevolkingsgroei

snel stijgende gemiddelde leeftijd.

56
Q

Oorzaken zorguitgaven per persoon ouderen stijgen

A
  • Prijs; ziekte van baumol
  • Bevolkingssamenstelling; mensen leven langer met chronische aandoeningen
57
Q

Belang probleemconceptualisatie

A
  • Probleem expliciet maken
  • Breed gedragen oplossing formuleren
  • Voorkomt verkeerde probleem op lossen
  • Maakt voor verschillende actoren duidelijk waar de oplossing kan worden gevonden
58
Q

Waar bestaat een probleemstelling uit?

A
  • Wens (gewenste situatie)
  • Dilemma; waarom kan het niet makkelijk bereikt worden
59
Q

Soorten fouten bij probleemstellingen

A
  • Geen dilemma
  • Geen wens
  • Ogenschijnlijk dilemma
  • noemen alternatief
60
Q

Hoe kunnen we operaties efficiënter uitvoeren, zonder dat de zorgkosten hierdoor stijgen?

A

ogenschijnlijk dilemma

61
Q

Niveau probleemstellingen

A
  • Laag niveau; smalle formulering, specifieke oplossingen
  • Hoog niveau; brede formulering; brede oplossingen
62
Q

Hoog niveau; brede formulering; brede oplossingen voor en nadelen

A

Voordeel;
- meer oplossingen mogelijk
- Duidelijkere aanpak

Nadeel
- Focus op onderliggende oorzaken in plaats van symptomen
- compex verlies relevantie

63
Q

Laag niveau; smalle formulering, specifieke oplossingen voor en nadelen

A

Voordeel
- Makkelijk concreet te maken
- duidelijkere aanpak

nadeel
- beperkte oplossingsruimte
- risico op symptoombestrijding en tunnelvisie ipv oorzaakbestrijding

64
Q

stappen de haan 2009

A
  • welke actoren betrokken?
  • Kies een actor waarvoor je een probleem zoekt
  • Probleemdefinitie
  • Doelenboom
65
Q

Doel doelenboom

A

Van doelen naar meetbare criteria

Lager; wat betekent dit?

hoger; waarom wil je dit?

66
Q

Fouten in doelenboom

A
  • Te algemeen
  • te concreet
  • normatieve richtingen; abstract (betere zorg) subdoelen
  • een op een relaties A&B zijn eigenlijk hetzelfde doel of deel van A
67
Q

Overheidsinterventie betekenis

A

VIabeleid beinvloeden van markt of burger, via bijvoorbeeld communicatie, wetten & regels, subsidies etc.

68
Q

Vragen voordat je overheidsinterventie invoert

A
  • Taak voor overheid? (VB; garanderen veiligheid)
  • Herverdeling welvaart noodzakelijk (niet te groot gat)
  • Is er reden om gedrag te corrigeren? ( ongezond gedrag)
  • Is er sprake van marktfalen? (vb; infromatie-assymetrie, collectieve goederen)
69
Q

Is er sprake van marktfalen bij gezondheid ? geef de oorzaken die eronder kunnen liggen

A

-Externe effecten
- Informatie assyemetrie
- Collectieve goederen
- oneerlijke concurrentie
- te hoge transactiekosten

70
Q

redenen voor overheidsinterventie bij ongezond leven -

A
  • Externe effecten; ongezond leven –> hogere zorgkosten
  • Informatietekort –> kennis bij te sturen
  • Normatieve overtuiging (verschillen te groot)
71
Q

Hemerijck 2003 tweedeling

A

criteria legitimiteit; Input legimiteit / output legimiteit

handelingsorentaties; logica van passendheid / logica consequentie

72
Q

Input legimiteit

A

(normen en waarden)

73
Q

output legimiteit

A

(effectiviteit en prestatie)

74
Q

logica van passendheid

A

(haalbaar en aanvaardbaar)

75
Q

logica consequentie

A

(is het doel bereikt en wat is het betere alternatief)

76
Q

Vragen legitimiteit !!!

A
  • Werkt het
  • Mag het
  • Hoort het
  • past het
77
Q

Werkt het ?

A
  • Doeltreffendheid
    Lost het probleem op/ neveneffecten
  • Doelmatigheid
    effectief en efficient
78
Q

Past het?

A
  • Bestuurlijke uitvoerbaarheid?
    Voldoende draagvlak en mankracht?
  • Politieke uitvoerbaarheid
    draagvlak bij iedereen en andere opvattingen?
79
Q

Mag het?

A

rechtmatige passendheid
- wettelijk

Inhoudelijke rechtmatigheid
- Niet in strijd met regels en wetetn?

80
Q

Hoort het?

A

Is het vanuit burgerlijk perspectief aanvaardbaar?

  • Procedureel aanvaardbaar; burger en politiek vertrouwen
  • Inhoudelijke aanbaardbaarheid; normen en waarden in maatschappij
  • Probleemperceptie burger
    Rol overheid
81
Q

Doelen bestaan uit?

A

richting

factor; het wat? bv kwaliteit

82
Q

Eisen beleidsaanbeveling

A
  • Concreet en duidelijk
  • Haalbaar
  • Etisch
  • Onderbouwd met literatuur
  • SMART
  • Rekening kunnen houden neveneffecten
  • Resultaat kan geschetst worden
  • Stappen duidelijk
83
Q

uitdagingen bij observationeel onderzoek; effecten

A
  • Spillover effecten; informatie interventie komt ook bij controlegroep
  • Substitutie; informatie van interventiegroep komt bij controlegroep terecht door een bron
  • Hawthorne effect; anders gedragen als je weet dat je geobserveerd wordt
84
Q

Waarom obeservationeel onderzoek bij beleid?

A
  • Kan geen radnomisatie plaatsvinden; interventie is voor iedereen
  • verschillen niet goed waar te nemen tussen groepen
85
Q

Observeerbare verschillen

A
  • Geslacht
  • leeftijd
  • gezondheid
86
Q

niet observeerbare verschillen

A
  • persoonlijkheid (altruisme) kennis en vermogen
  • bereidbaarheid tot iets nieuws
87
Q

Quasi experimenteel onderzoek toch voor beleidsinterventies maken

A
  • Door op te delen in twee groepen bij

Schok; die alleen voorkomt bij deel populatie; vb plotseling ziek worden

Beleidsmaatregel die geldt voor alleen een deel van je populatie bv; geboortedatum

88
Q

Je kan alleen corrigeren voor?

A

Observeerbare verschillen

89
Q

stappen voorbeeld mantelzorg en arbeidsparticipatie als quasi experiment

A
  1. Mensen zonder observeerbare verschillen
  2. Verdeel ze in 2 groepen:
    a) Treatment groep (T): alle mensen MET een gezondheidsschok in het gezin → plotselinge vraag naar mantelzorg
    b) Control groep (C): alle mensen ZONDER een gezondheidsschok in het gezin → geen vraag
    naar mantelzorg
  3. Verschillen in arbeidsparticipatie tussen groepen onderzoeken
90
Q

Hoe kan je met een schok effect corrigeren voor niet-observeerbare verschillen?

A

Preferenties : Gezondheidsschok is willekeurig, dus gemiddeld zijn de verschillende preferenties/voorkeuren over beide groepen gelijkmatig verdeeld.

Reversed causality : Gezondheidsschok is niet verwacht (schok!), en daardoor moeten
mensen hun gedrag aanpassen na de schok.

91
Q

Waarom beleigdswijzigingen moeilijk te onderzoeken

A
  • Verschillen tussen groepen (denk aan gemeenten met hoge en lage inkomens)
  • Verschillen over tijd (andere factoren waardoor zorggebruik kan zijn toegenomen)
92
Q

Verschillen in verschillen analyse houdt rekening met?

Casus WMO-wijkteams

A

Verschillen tussen groepen; wel en geen wijkteams

Verschillen over tijd; 2015 als schok

Te verklaren verschil is alleen het effect van bijvoorbeeld wijkteams

93
Q

soorten bedreigen voor externe validiteit beleidsonderzoek

A
  • Specifiek sample
  • Hawthorne effect
  • Speciale aandacht; beter opletten als je interventie krijgt
  • Algemene evenwichtseffecten; op lange termijn andere effecten, zoals bv concurrentie
94
Q

Normaal medisch handelen vastgelegd in

A

WGBO

95
Q

niet nromaal medisch handelen

A

Strafrecht

96
Q

Palliatieve sedatie en euthanasie

A

Verschil:

  • Palliatieve sedatie is een beroepsnorm handelen
  • euthanasie als primaire doelstelling doding
97
Q

Ontwikkelingen juridische trend rondom levensbeeindiging

A
  • Burgeropvatting; recht op euthanasie
  • Levensbeeidigging geen normale zorg
  • Er dient rekening gehouden te worden met belangen en nauwkeurigheid
98
Q

Intentie bij euthanasie

A

Deze is bepalend voor het regime

  • Direchte of indirecte levensbeeindiging –> strafrecht
  • Pijnverlichting –> wgbo
99
Q

Probleem bij intentie euthanasie

A

Lastig te achterhalen

100
Q

WGBO en normaal medisch handelen bestaat uit

A
  • Beroepsnormen
  • Jurispredentie
  • Uitspraken
  • Beleidsregels

Hebben allemaal invloed op elkaar

101
Q

Beroepsnormen

A
  • Normaal medisch handelen richtlijnen

Vb; palliatieve seddatie KNMG, beslissingen rondom levenseinde

artsen vaak verantwoordelijk

102
Q

Mag je behandeling staken bij euthanasie

A

Ja als patient wilsbekwaam is mag er altijd gestopt worden

103
Q

Wilsonbekwaam en wensen

A

OPlovlgen als deze in lijn zijn met beroepsnormen en zorgvuldigheidseisen

104
Q

Positieve wilsverklaring

A

Wil behandeling a wel en b niet, dokter moet beroepsnormen hanteren en moet b toedienen.

105
Q

Negatieve wilsverklaring

A

patient wil niks, moeilijk altijd context afhankelijk

106
Q

Medisch zinloos handelen

A

Marginaal of minimaal effect, inzet van middelen is niet in proportie tot doel

doel, middel en proportionaliteit tot elkaar afwegen

107
Q

Pijlers medisch zinloos handelen

A
  1. Doel - middel; middel tot doel in verhouding

.2 Instrumentele proportionaliteit; kleine winst met zwaar middel –> passende zorg

  1. Als minimum niveau niet kan worden bereikt
108
Q

Oordeel medisch zinloos handelen

A

Ligt altijd bij de arts

109
Q

kwaliteit van leven

A

Oordeel van de patient, arts niks over te zeggen

  • Mag niet gebruikt worden als beslissing
110
Q

niet bewustzijn

A

Inzet middelen is zinloos, oordeel arts

111
Q

kunstmatig voedsel

A

verdere inzet middelen zinloos –> medisch zinloos handelen

112
Q

Pijnbestrijding

A

Medisch normaal handelen in lijn met beroepsnormen

Intentie is pijnverlichting ook al bespoedigd dit de dood

113
Q

Palliatieve sedatie

A

Overleden aan aandoening binnen 1 a 3 seken (laatste stadium ziekte) met strikte beroepsnormen

  • Tot moment van sterven het bewustzijn wegneemt WGBO

Bij wilsonbekwaamheid kan iemand anders toestemming geven tot sedatie

114
Q

Welke beslissingen zijn normaal in zin van de wgbo?

A
  • staken behandeling bij; medisch zinloos handelen
  • palliatieve sedatie
115
Q

wtl

A

wet toetsing levensbeeindiging op verzoek

116
Q

art. 293 SR

A

feit niet strafbaar bij euthanasie

117
Q

art 294 sr

A

Behulpzaam zijn artikelen verschaffen is strafbaar

  • Zorgvuldigheidsbeginsel en meldingsplicht
118
Q

WTL art. 2 lid 1

A
  • zorgvuldigheidseisen en beroepsnormen

Iedere arts mag euthanasie weigeren, niet normaal medisch handelen

119
Q

Zorgvuldigheidseisen WTL art. 2 lid 1

A
  • vrijwillig en weloverwogen (geinformeerd)
  • “uitzichtloosheid en ondragelijkheid”
  • uitwerking weloverwogen keuze
  • uiterste middel alleen als de rest ontbreekt
  • scen arts advies
120
Q

art. 293 lid 2 en 294 lid 3

A

Arts moet melding maken WLB

121
Q

Meldingsprocedure

A

Volgens art. 10 WLB

Regionale toetsingscomissie RTE

Niet normale levensbeeindiging tot gevolg

122
Q

rte bestaat uit

A
  • Jurist
  • arts
  • etisch expert
123
Q

uitzichteloosheid

A

Objectieve component; medisch oordeel arts

124
Q

Ondragelijkheid

A

subjectief oordeel; patient en invoelbaar voor de arts.

125
Q

Melding arts gaat naar

A

Gemeentelijk lijkschouwer en daarna naar rte

  • Gebeurt dit niet dan geen beroep art. 293 strafuitsluiting
126
Q

argumenten voor euthanasie

A
  • Zelfbeschikkingsrecht
  • legale manier voor naasten ondersteuning
  • maatschappelijk zorgkosten
  • bestaande behoefte
127
Q

argumenten tegen euthanasie (wet voltooid leven )

A

Drempel lager, snelle drastische keuze

euthanasiewet werkt al heel zorgvuldig voor de grote groep die hier aanspraak op maakt

128
Q
A