Blok 8 - week 1 en 2 Flashcards

1
Q

Beleidsparadigma:
Beleidsmakers werken gewoonlijk binnen een kader van ideeën en normen dat niet alleen de doelen van het beleid specificeert en het soort instrumenten dat kan worden gebruikt om ze te bereiken, maar ook de aard van de problemen die ze geacht worden aan te pakken. (…) Dit kader is ingebed in de terminologie waarmee beleidsmakers over hun werk communiceren, en het is invloedrijk juist omdat zoveel ervan als vanzelfsprekend wordt beschouwd (…).’ (Hall, 1993: 179)

belangrijkste punten

A
  • Denkkader
  • Samenhangend framework ideeen en probleemanalyses
  • Much is taken for granted; tunnelvisies denkkader is al gevormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschuiving waarden beleidsparadigma

A

Van:
- solidariteit
- gelijkheid
- overheid verantwoordelijk

Naar:
- Maatwerk
- zelfredzaamheid
- Actief burgerschap
- Maatwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

paradigma shift

A

Anders denken op een fundamentele manier; denkkader en handelingskader aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beleidsparadigma dimensies Daigneault 2013

A
  • waarden en aannames over werkelijkheid
  • Diagnose probleem; verschillend kijken naar wat probleem is
  • Beleidsdoel; normen voor actie (hulp vragen tov zorgdragende overheid)
  • Beleidsinstrumenten ingezet voor waarden en normen veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kritiek beleidsparadigma/shift als concept bij Hall

A
  • Ideeen professionals en beleidsmakers niet alleen genoeg voor verandering (pratkische uitvoering kan anders zijn), moeten ook naar praktijk kijken ipv ideen
  • te weinig operationalisatie; alle dimensies moeten erin zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Responsibility talk (Verhoeven en Tonkers 2013)

A

burgers stimuleren om eigenaarschap en verantwoordelijkheid te nemen

  • Burgers ingezet om doelen overheid te halen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Peeters 2013; treedt de overheid daadwerkelijk terug

A

Nee

  • Responsabilisering en maatwerk als beleidsinstrument om beleidsdoelen te realiseren

VB; keukentafelgesprek: Komen letterlijk achter je voordeur, kunnen je beoordelen en scannen hebben meer informatie om te sturen tot hulp of zelfstandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Peeters 2013; twee perspectieven

A
  • Politiek perspectief; overheid doet juist stap vooruit
  • Management perspectief; meer overgelaten aan niet-overheidsorganisaties en burgers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom paradigmawisseling zo complex?

A
  1. Conflicterende beleidsparadigma’s
  2. Padafhankelijkheid
  3. Dubbele decentralisatieparadox
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Conflicterende beleidsparadigma’s
A

Incommensurabiliteit; geen maatstaf om keuze of criteria voor een ander beleidsparadigma af te wegen

  • Maatstaf voor afweging; verzorgingstaat en participatiesamenleving is er niet
  • consequentie; complexe uitvoeringspraktijken met verschillende waarden (maatwerk versus rechtszekerheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Padafhankelijkheid
A
  • Geen blanco begin; keuzes uit verleden beinvloeden huidige keuzemogelijkheden
    vb; typmachine qwert niet meest efficiente oplossing
    vb; jeugdzorg3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Dubbele decentralisatieparadox
A
  • Paradox 1: naarmate de rijksoverheid meer taken naar gemeenten decentraliseert, wil zij meer controle uitoefenen op de uitvoering: rekenkamer, benchmarks tussen gemeenten
  • Paradox 2: als verantwoordelijkheden worden uitgevoerd op een kleinere schaal (van nationaal naar lokaal), leidt dat snel tot schaalvergroting, zoals regionalisering en gemeentelijke herindeling (Allers 2010; Boogers & Reussing 2018).

vb; Netwerk met andere gemeenten om samen beter in te kopen van zorg (regionale samenwerking tussen gemeenten op regionaal verband) –> kritiek misschien niet passend elke gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beloften decentralisatie (Duvendak en tonkens 2018)

A
  • Decentralisatie gaat bureaucratie en fragmentatie tegen door integraal werken
  • meer informele zorg
  • meer nabijheid en democratischer; professionals weten beter wat bij de burger past
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfredzaamheid

A

met eigen kracht, hulp inschakelen om de zelfstandigheid te verhogen
- Instrument voor onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Soorten logica bij decentralisatie

A
  1. Huiselijke logica; er is meer nabijheid van de overheid en van relaties
  2. Civiele logia; gelijkheid, ontlenen waardigheid aan solidariteit
  3. Industriele logica; efficientie
  4. Geinspireerde logica; hogere doelen die alledaagse transformeren, creerren betere wereld
  5. logica markt; competitie, mensen moeten gemotiveerd worden om te handelen
  6. Logica roem; voor mantelzorgers; waarde uit erkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Daigneault 2014

A
  • social assistance; sociale bijstand, laatste vangnet; programma voor inkomensondersteuning
  • Beleidsparadiga heeft
    doelstellingen beleid
    soort instrument dat ingezet wordt om doelstelling te bereiken
    de aard van de problemen die veranderd moeten worden
  • alleen sprake shift alle dimensies een significante verandering plaatsvindt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Soorten paradigma’s Daigneault 2014

A
  • Entitlement paradigm
  • Workfare paradigm
  • Activation paradigm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Entitlement paradigm

A
  • Overheid heeft verantwoordelijkheid naar burgers toe
  • Gelijkheid zonder voorwaarden
  • solidariteit

komt voort uit problemen: ongelijkheid, economische onzekerheid, armoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Workfare paradigm

A
  • Burgers moeten zo veel mogelijk verantwoordelijkheid nemen
  • individuele vrijheid en verantwoordelijkheid centraal
  • ongelijkheid is een gegeven
  • afhankelijkheid is slecht
  • beroep op bijstand overheid ontmoedigen

Probleem grondslag; afhankelijkheidscultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Activation paradigm

A
  • Overheid biedt kansen en middelen om verantwoordelijkheid te laten nemen voor burger
  • tussen entitlement en workfare
  • Voor de kwetsbaren ondersteuning
  • individuele verantwoordelijkheid
  • wederkerigheid; contract burgers en overheid
    inspanning en terugval bij kwetsbaarheid
  • activeren om te zorgen voor eigen welzijn

Probleem; te weinig intrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Peeters 2013; Responsibilisatie

A
  • Overheid wordt niet minder actief
  • Andere manieren om beleidsinstrument te framen
  • Nudging tot verantwoordelijkheid burger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Governance

A
  • uitvoeren van beleid,
  • controle op deze uitvoering
  • de verdeling van macht
  • gedragsregels en principes van een organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Governance managment perspectief

A

Nadruk op horizontale samenwerking tussen organisaties publiek en privaat
- Top down afname
- Retreating state; overheid trekt zich terug en zelf beslissingen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Governance politiek perspectief

A

nadruk op conflicten en macht, belangen

  • beleid slechts een techniek waarmee de staat regeert

Greedy state; overheid actief bezig beinvloeden gedrag burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Greedy state

A

Overheid actief bezig beinvloeden gedrag burgers

  • Zo ook met participatiesamenleving; door responsibilisering te gebruiken als beleidsinstrument
26
Q

Retreating state

A

Overheid trekt zich terug en laat burgers zelf beslissen

27
Q

3 stappen transformatie verzorgingstaat realiseren

A
  1. Constructie beperkingen om problemen aan te pakken (veel inspanning en medewerking burgers)
  2. Constructie gedeelde belangen overheid en samenleving ( veilig domen en gezondheid)
  3. Overheid niet alleen verplichten maar ook stimuleren ( politieke norm opleggen)
28
Q

Empowerment talk (Verhoeven en Tonkens 2013)

A
  • Overheid verantwoordelijk voor misstanden
  • de overheid geeft de burger macht door decentralisatie
  • Belangrijkste doelen van hoop burgers
29
Q

Responsibility talk

A
  • Burger verantwoordelijk
  • legitiem om af te zetten tegen anderen
  • op plichten aanspreken van het individu en eigen vermogen aanspreken
30
Q

Framing bij decentralisatie

A

bepaald proces van betekenis vormen, waardoor er een werkelijkheid wordt gecreerd

  • Betekenis van eigen vermogen zorgt voor zelfredzaamheid
31
Q

Feeling rules Verhoeven en Tonkers

A

Emotionele aspect waarop ze beleid vormgeven

  • wat we wel en niet moeten voelen bij omstandigheden
  • gepast of ongepast
32
Q

Framing Rules verhoeven en tonkers

A

Volgens regels en normen kennen we betekenis toe

  • Norm vrijwilligerswerk en actief zijn; positief gevoel bij vrijwilligerswerk
33
Q

Niveaus burgerparticipatie

A
  • Individueel; actief bijdragen aan eigen zorg en maatschappij
  • Collectief; participatie en vertegenwoordiging bij collectieve besluitvorming
34
Q

Michels 2018 vormen van burgerparticipatie

A
  • informeren (niet echt meewegen opinie)
  • Raadplegen
  • Adviseren
  • Coproduceren
  • Meebeslissen
35
Q

Raadplegen

A
  • Spreekuur
  • Enquete
  • Burgerpanel
  • Wijkplatform
  • Politiek cafe
36
Q

Adviseren

A
  • Stadsdebat
  • Rondetafelgesprek
  • adviesraad
  • kwaliteitsschouw
37
Q

Coproduceren

A
  • Werkateliers
  • Werkgroepen
  • wijk of gebiedgericht werken-
38
Q
  • Meebeslissen
A
  • dorpsraad
    -wijkraad
    -wijkbudget
39
Q

drie redenen burgerparticipatie

A
  • Democratische besluitvorming
  • Effectieve besluitvorming; weten wat in de praktijk leeft, aanvullend op professionals
  • Patiengericht werken; bij kwaliteit betrekken
40
Q

Collectieve participatie nadeel

A

Collectieve participatie nadeel:

  • Je geeft hoog opgeleide burgers nog meer een stem –> ongelijkheid
41
Q

vertegenwoordigings claims

A

Zeggen bepaalde groepen te vertegenwoordigen die niet zelf actief zijn, maar is dit zo?

42
Q

Implicaties voor goede participatie

A
  • Kijken naar de vorm en wie je ermee hoort en wie niet
  • samenstelling
43
Q

Soorten manieren horen van burgers?

A
  • Formeel; aansluiten bepaalde overlegstructuur; patientenorganisatieoverleg
  • Informeel; praktijk gericht
    wijkraad
44
Q

Padafhankelijkheid in burgerparticipatie

A

Formeel met focus op grote besluiten zorgt ervoor dat je specifieke mensen hoort en creëert hiermee bepaalde padafhankelijkheid

Wie hoor je en welke gevolgen heeft dit
- welk perspectief neem je je besluiten

45
Q

Drie momenten waarbij je kan luisten naar burgers

A
  • Agendasetting; beleid voor aankomend jaar en agenda vormen voor beleid
  • Tijdens proces besluitvorming; meedenken in bepaalde kaders
  • Verantwoording; als besluit al genomen is en opinie burgers meenemen
46
Q

Vraag bij: Wie hoor je?

A

Welke kennis wordt meer gewaardeerd en welke niet?

  • Praktische kennis als vanouds minder dan theoretische kennis
47
Q

Centrale vraag burgerparticipatie?

A
  • wie laat je meedenken
  • Vanuit welk perspectief komt dit voort?
  • Wat zijn deg evolgen
48
Q

Dilemma’s die bepalen wat je hoort?

A
  • Wanneer hoor je ? (setting agenda, besluitvorming, verantwoording)
  • Hoe hoor je ? (welke vorm, informeel vs formeel)
  • Wie hoor je ? (vertegenwoordigers of patiënten zelf)
49
Q

padafhankelijkheid

A

Bij botsing met andere perspectieven delft de inbreng van patiënten vaak het onderspit
(padafhankelijkheid)

  • Kennis patienten vaak minder gewaardeerd door praktische inbreng
50
Q

Kenmerken burgerparticipatie

A
  • Manier van beleidsvoering
  • Ontwikkeling en uitvoering van beleid
  • Invloed op leefomgeving
51
Q

Interactief beleid

A

zeggenschap burgers neemt toe

  • Vanaf adviseren (informeren en raadplegen tellen niet mee)
52
Q

Ongelijke participatie Van de Bovenkamp & Vollaard. (2017)

A
  • Geen probleem als ze ook belangen behartigen van niet participerende burgers
53
Q

Vertegenwoordigers via soorten raden/organisaties in gezondheidszorg

A
  • Adviesraden
  • Patientenorganisaties
  • Mantelzorgorganisaties
  • Zorg en welzijnsprofessionals
54
Q

Niet gekozen vertegenwoordigers

A
  • Belangrijke rol; staaan dichter bij burgers en kunnen stem laten doorklinken

Denk aan professionals; ombudsman etc.

55
Q

Responsiviteit en kenmerken

A

reageren op behoeftes uit de burgers
- Autorisatie; selectie en controle (door achterban burgers)

  • verantwoording; communicatie naar achterban door keuzes uit te leggen
56
Q

Voordelen burgerparticipatie

A
  • Ontstaan kleinschalige initiatieven
  • Faciliterende rol bijdragen
  • Draagvlak beleid, effectiever
  • Vertrouwen overheid toeneemt
  • Kwaliteit democratie omhoog
  • Versterking burgerschap
  • E-democracy; via verschillende kanalen bereikbaar
  • Representativiteit; gehoord worden
57
Q

Nadelen burgerparticipatie

A
  • Sommige mensen op afstand met kennis en expertise
  • Bias rondom uitnodiging meedoen; accepteren of niet
  • Geen afspiegeling samenleving; ongelijkheid in de hand werken
  • Eindbesluit bij gemeente
58
Q
A
59
Q

Argumenten tegen burgerparticipatie

A
  • Vaardigheden lager burgers itt tot professionals
  • Niet representatief
  • Valse hoop…. (als ze niet meegenomen worden in uiteindelijke besluit)
  • Botsende belangen en afwegen belangen
  • Burgerinitiatieven geleid door consultant of professionals; initiatief beïnvloedt door ambtenaar
    VB; opleidingsinstituten als ervaringsdeskundigen ( beter verhaal vertellen voor beleidsmakers)
60
Q

nummer 4 beleidsparadigma

A

Is de probleemformulering verandert?

61
Q

greedy state

A

niet terug trekken alleen

  • maar ook gedrag proberen te sturen met beleidsinstrumeten, lijkt retreating state.