Organiseren - Deel III - Blok 7 Flashcards

1
Q

Integrale zorg

A

Continuiteit van zorg en samenhang van zorg realiseren door middel van samenwerking tussen organisaties en professionals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verwachting overheid integrale zorg

A
  • efficientie
  • kwaliteit
  • effectiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hardy et al 1999 comperative study england and the netherlands - belemmeringen integrale zorg

A

Opbouwen draagvlak arbeidsintensief en tijdrovend

Er is een groot verschil in houding verzekeraars ten aanzien samenwerkingen

kwaliteit van netwerkbeheer is bescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kodner (2002) twee perspectieven op zorg

A
  • Top down verticaal; manier waarop organisaties kunnen samenwerken
  • Bottum up horizontaal; manier waarop disciplines kunnen samenwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kodner (2002) welke gebieden samenwerken

A
  • Bekostiging
  • Administraties
  • Organisatorisch; planning, locaties
  • Services; trainig, kennis, manamgement, ict
  • Klinisch; procedures werkwijzen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

WHO integratie 4 stappen 2016

A
  1. Integratie centraal
  2. niveaus waarop integratie moet plaatsvinden
  3. Invalshoeken definities
  4. acht percepties van integrale zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Integratie centraal WHO 2016
A
  • Patientgericht en bottum up benadering; organisaties rondom patient
  • Integratie op aanbod;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. niveaus waarop integratie moet plaatsvinden
A
  • Organisatorisch
  • Functioneel
  • Dienstverlening
  • KLinsch
  • Bekostiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invalshoeken definities

A
  • Process gebaseerd; integreren systeem en onderdelen van organisaties en uitkomst integrale zorg
  • User led definition; wanneer is zorg volgens patient geintegreerd
  • Helath system; zorgsystemen integeren voor populatie (sectoren en bekostiging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. acht perscepties
A

Afhankelijk vanaf welke actor je bekijkt heb je verschillende definities van integrale zorg

  • Provider; coördinaties tussen professionals en organisaties
  • manager; waarden en normen in cultuur met relaties en samenwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

integrale zorg kenmerken

A
  • Naadloos continiuum
  • Integrate aanbod op vraag; patient centered en bottum up
  • Integratie aanbod; hierarchische en top down benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaarom belangrijk percepties van zorg?

A
  • Weten wat elkaars verwachting is en theorie is
  • Inspelen op verwachtingen en onzekerheid wegnemen bij elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Motieven van organisaties bereiken met integrale zorg theorieen

A
  1. Transaction cost
  2. Strategic choise
  3. Resource dependace
  4. Learning
  5. stakeholder
  6. Institutional
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Transaction cost economics Raak et al. 2005

A

samenwerken om

  • Kosten te reduceren
  • onderhandelingskosten verminderen
  • controle nu vertouwen, minder met contracten monititoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Strategic choise theory Raak et al 2005

A

Samenwerken om

  • stategische postitie verbeteren
  • Verminderen concurrentie
  • Grotere marktmacht
  • meer winst
  • schaalvoordelen
  • manipulatie omgeving mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Resource dependence theory

A

Samenwerken om
- men is afhankelijk van elkaar
- samenwerken zorgt voor toegang tot controle en macht over bronnen; geld expertise, tijd en macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

learning theory

A

Samenwerken

  • Men kan leren van elkaar
  • Kennis vergroten
  • VB; parkinson net
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stakeholder theory

A

samenwerken om

  • Gelijke belangen voorderling
  • samen doelen en belangen behalen
  • onzekeheid terugdringen
  • verwachtingen managen
  • IOR(inter orginastionele organisaties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

institutional theory

A

samenwerken

-instituties dwingen hiertoe (vb; overheid)
- legitiem geacht willen worden omdat ze aanspraak willen maken op iets

vb; accreditatie dan pas legitiem

  • wetten
  • normen
  • warden maatschappelijk
  • gedragcodes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Belangrijkste uitdagingen met integrale zorg pijlers/ verwachtingen van integrale zorg

A
  • Zorginhoudelijk
  • personeel
  • financieel
  • organisatorisch
  • strategisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

uitdagingen integrale zorg Kodner en Spreeuwenberg 2002

A
  1. professies grens; domeinenstrijd
  2. financiering; dot
  3. beleidsvorming; belangen bij beleid, verschillende ministeries
  4. wet en regelgeving; belemmeren integrale zorg alleen op eigen organisatie doelen focus
  5. governance en sturing; vertouwen en contracten en geen centrale sturing
  6. Marktwerking; concurrentie en samenwerking
  7. normatieve aspecten; normen en waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

diseasemanagement spreeuwenberg 2005

A

aanpak programatisch voor specifieke ziekten en gezondheidsproblemen met gebruik zelfmanagement instrumenten om kwaliteit en doelmatigheid te bevorderen

  • Integrale benadering (continuum)
  • Specifieke ziekte bij populatie (chronisch)
  • Gericht op leren en verbeteren
  • Zelfmangement; actieve rol patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kenmerkenwaarom diseasemanagement spreeeuwenberg 2005

A

meer chronisch zieken

  • specifieke ziekten en gezondheidsproblemen
  • streven naar betere afstemming en organisatie
  • moet iets te winnen zijn
  • vaak voor big five
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verschillen diseasemanagement en integrale zorg

A

Diseasemanagement vraaggestuurd; inspelen op vraag en niet aanbod op vraag afstemmen IZ

  • integrale zorg minder op kosten
  • integrale zorg geen centrale aansturing
  • IZ weinig evidence based
  • IZ gericht op allerlei aandoeningen, niet een specifieke
  • IZ niet systematisch verzamelde informatie
  • Diseasemanagement preventie en vroegopsporing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kenmerk rangschikking diseasemanagent

A
  • Patientenzorg
  • Organisatie
  • Aansturing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Patientenzorg kenmerken diseasemanagement

A
  1. Betrekking op een gezondheidsprobleem
  2. Gericht op samenhang onderdelen zorgproces
  3. Methodische educatie van patienten en naasten zelfmanagement
  4. Sterk evidence based benadering, benchmarking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Organisatie patientenzorg diseasemanagement kenmerken

A
  1. grootschaligheid van patienten en behandelstromen op basis subkenmerken zieken
  2. focus op scala managementinstrumentarium; benchmarking en feedback
  3. Grote mate taakherschikking naar verpleegkundeigen ipv artsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Aansturing van patientenzorg kenmerken - diseasemanagement

A
  1. gebruik moderne middelen
  2. samenhang bevorderende externe financiering
  3. robuuste organisatiestructuur met centrale aansturing (vb; zorgverzekeraar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

integraal zorgtraject

A

vertalen van de zorgvragen van ouderen naar een passend aanbod aan producten en afstemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

soorten integratie

A
  • Sociale integratie
  • structurele integratie
  • culturele integratie
  • stratigische integratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Structurele integratie kenmerken

A

Structuren waarmee je werk kan cooridineren
- - structuurvorming
- functionele integratie
- werkcooridinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Sociale integratie kenmerken

A

Verhouding tot elkaar
- - positieve gevoelens
- positieve evaluatie van werk
- vertouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Culturele integratie kenmerken

A
  • cultuurvorming
    -ideologische consensus
  • normatieve integratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Strategische integratie kenmerken

A
  • belangen
  • macht
  • middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

structurele integratie vraag

A

wat zij de vragen en behoeften binnen mensen met het ketentraject?

  • gegeven de zorgvraag en behoefte afstemmen; taken, functies en werkzaamheden van organisaties
  • afstemming producten en diensten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Drie vormen afstemming onder structurele integratie

A
  1. zorginhoudelijke afstemming
  2. logistieke afstemming
  3. personele afstemming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Zorginhoudelijke afstemming def en 3 kenmerken

A

professionals hun zorginzet afstemmen, drie dingen gebruiken

  • Standaardiseren; standaarden opzetten
  • formaliseren; richtlijnen en protocolllen
  • multisiciplinariteit; verschillende disciplines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

logistieke afstemming def en kenmerken

A

zorgen dat de patient op de juiste tijd en plek zorg krijgt

  • Geintegreede informatie en registratie; centrale informatie en registratiepunten
  • eenduidige criteria voor indicatie en toewijzing;
  • signalerende en coordinerende rollen; transferverpleegkundigen of casemanagers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

personele afstemming def en kenmerken

A

zorgen dat er professionals zijn die zorg kunnen leveren

  • teamvorming; multidisciplinaire teams; extramulare setting
  • clientvolgend personeel; meegaan met client
  • taakverbreding; extra taken personeel
  • taakspecialisatie; rondom een ziektebeeld volledige zorg te regelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

fragmentatie bij integrale zorg (integratie)!!!!

A
  • Multidisciplinair; minder mogelijkheden tot een discipline overleg en verdieping
  • specialisatie van taken; differentatie extra nieuwe schakels
  • Multidisciplaire epd; niet voor iedereen even toegankelijk
  • verplaatsen personeel; niet in eigen organisatie wanneer nodig
  • protocollen en richtlijnen; patienten wijken af van de norm
  • Ontwikkeling nieuwe producten en diensten; weer nieuwe afstemming nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe nagaan of verwachtingen van integrale zorg uitkomen?

A

Systematic reviews

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

evidence based management

A

uit studies evidcence halen voor geneneraliseerbare resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

soorten evidence

A
  • Theoretisch bewijs; modellen, concepten
  • Empirisch bewijs; onderzoek over effectivitiet en uitkomsten bij interventie
  • bewijs uit ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een systemeatic review?

A

een literatuuroverzicht van de stand van zaken van wetenschappelijk onderzoek over een specifiek onderwerp

Op een systematische wijze naar antwoord op een vraagstuk zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Integrale zorg systematic review

A

Weinig bewijs over evidence based

  • Weinig systematische rapportage
  • Weinig bewijs voor kosten effectiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Verklaringen waarom er weinig bewijs is voor integrale zorg (2 verklaringen)

A
  • Methodologische verklaringen
  • Inhoudelijke verklaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Inhoudelijke verklaringen

A
  1. Integrale zorginterventies
  • Structuur van interventie; dezelfde allemaal?
  • mate van implementatie interventie? (hoevaak en waar?)
  • Verschil met reguliere zorg, moeilijk
  1. context
    - infrastructuur
    - verschillende landen en zorgsystemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

methodologische verklaringen

A
  1. desgin onderzoek
  • onderzoeksontwerp
  • steekproef en omvang
  • evaluatieperiode
  1. doelgroep
    - welke doelgroep
    - defintie verschillende manieren operationaliseren (kwetsbare ouderen en iedreen boven 65)
  2. methode onderzoek
    - meetmethodes (kwaliteit leven of observeren)
    - operationalisatie uitkomsten
    - meetinstrumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Fysieke integratie

A

samenbrengen verschillende actoren en diensten op een locatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

virtuele integratie

A

niet om een fysieke plek om diensten bij elkaar te brengen maar een combinatie
- Efficientie
- specialisatie
- vermindering schaalgrootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Trade off

A
  • macht
  • middelen
  • context en legitimiteit
  • belangen
52
Q

Macht

A
  • expertise
  • autonomie
  • status
  • marktaandeel
53
Q

Middelen

A
  • Clienten
  • geld
    -tijd
  • personeel
54
Q

Belangen

A
  • Kwaliteit
  • financiele status
  • imago en positie
55
Q

Context

A
  • legitimiteit
    -intergraliteit
  • samenhang
  • vraaggerichtheid
56
Q

Trade off - integrale zorg

A

of een organisatie integrale zorg hangt af van waarop hij moet korten
bv; veel expertise tegenover een slechtere financiele status?

57
Q

vb integrale zorg en trade of

A

Geen clienten verliezen, en geen financiele status en imago minderen

58
Q

strategische integratie

A

Afzetting macht, middelen, belangen en context tegenover elkaar

  • Als je iets opzet, heeft dit altijd invloed op allen, kijk naar eigen belangen
59
Q

praktijk strategische integratie

A
  • Samenwerking staat ver van mensen af
  • Zelfs gedeelde domeinen hebben grenzen
60
Q

Gevaar strategische integratie

A
  • keten zo sterk als eigen zwakke schakel

te weinig naar eigen belangen gekeken en nu financieel gegrond

61
Q

sociale integratie gaat over

A

vertrouwen en erkenning, elkaar positief evaluaren

62
Q

sociale integratie werkelijkheid

A
  • Eilanden die weinig van elkaar weten
  • Hierarchie
  • Persoonlijke gevoelens
63
Q

oplossing sociale integratie

A
  • Uitwisselingen
  • informatie
64
Q

neutrale relatie

A

weinig gedeelde belangen

wel sociale integratie

passieve vriendschap

weinig van de grond

65
Q

Symbiotische relatie

A

eensgezinde stabiliteit

gedeelde integratie belangen

sociale integratie

ideale plaatje literatuur

66
Q

Vijandige relatie

A

Fragmentatie belangen

innovatief concurreren

innovatie snel van de grond

sociale fragmentatie

67
Q

instabiele relatie

A

gepassioneerd debat

sociale fragmentatie

integratie belangen

weinig van de grond

68
Q

typologie organisaties

A
  • fragmentatie of integratie sociaal?
  • fragmentatie of integratie belangen?
69
Q

Sociale integratie

A

Investeren in elkaar en erkenning tonen

70
Q

culturele integratie

A
  • Normen en waarden
  • ideologische consensus
  • normatieve integratie
71
Q

culturele integratie

A

Cultuur opleggen is lastig; erkenning

cultuurverschillen beamen

72
Q

Metlcalfe kenbegrippen

A
  • Focale organisatie
  • netwerk ideologie
  • culturele integratie (normen en waarden)
  • normatieve integratie (gedragingen en verwachtingen)
  • functionele integratie (coordinatie)
  • communicatieve integratie (erkenning, interdependentie verwachting)
73
Q

3 uitkomsten metcalfe

A
  • conflict
  • concurrentie
  • samenwerking
74
Q

kernpunt metcalfe

A
  • Organisatie wordt beinvloed
  • organisatie kan beinvloeden omgeving

envirormental effectiveness
environmental responsiveness

75
Q

Benson 1975 kernpunten

A

substructuur; speelveld samenwerking om autoriteit en geld
-> bepaald actieorientatie

superstructuur; balans over integratie

76
Q

Benson conensus integratie

A
  • Domeinconsensus; taakverdeling en verantwoordelijkheden
  • ideologische consensus; waarom en hoe iets gedaan wordt
  • positieve evaluatie werk; sociale integratie, erkenning toegevoegde waarde
  • Werkcoordinatie; afstemming
77
Q

Beinvloeding benson bij integratie 3 voorbeelden

A

door de context en sociale context

  • schaarse middelen
  • autonomie
  • patronen omgeving

etc

78
Q

Actieorientaties 4 Benson

A

kunnen gecombineerd worden

  1. cooperatieve strategie; iedereen waarde toegevoegd in samenwerking
  2. verstorende strategie; expers doelen dwartsbomen, verlies concurrentie
  3. manipulatieve strategie; middelen dwarsbomen, verisen autonomie
  4. gezaghebbende strategie; opleggen bepaalde vorm subcultuur door wetgevend, middelen toelaten en programma ondergeschikt
79
Q

Godfroij 1981 kernpunten

A
  • dialectisch model; geen begin en eind
  • interdependentie;
  • speltype kiezen in relatie
  • middelen door interactie
  • interactie om doel te bereiken
  • oog toekomstige dependentie
80
Q

interdependentie Godfroij soorten

A

competatief; gelijksoortige organisaties strijd

symbiotisch; samenwerken doelbevrediging

81
Q

Interdependentie Godfroij

A

organisaties afhankelijk om doelen en middelen te bereiken

82
Q

Strategietypen die gekozen kunnen worden Godfroij

A
  • Behoud of vergroting van macht (afhankelijkheid beperken en beheersing)
  • Behoud of vergroting onzekerheid (meer beheersing onzekerheidsbronnen)
  • Doelbewuste risico- aanvaarding; genoegen met grote onzekerheid
    (kans vergoten dat de handelingssituatie gunstig veranderd)
  • ontwijken macht en verantwoordelijkheid; macht overlaten aan anderen
  • Behoud van gevestigde sociale constructies
  • Waarde gericht handelen; principieel juist handelen
83
Q

speltypen Godfroij

A
  • Coalitie; tegenwicht derde partij
  • samenwerking; afstemming handelen
  • Competitie; om een derde partij vechten
  • competitiebeperking; gemeenschappelijke regels voor handelen competitie (mededingingswet)
  • strijd; wederzijdse doelbereiking belemmeren
  • Vermijding; interacteren zonder samenwerking, om conflict te vermijden
  • Fusie; gedeelde belangen en samensmelting
84
Q

Valentijn 2015 Rainbow of chaos kernpunten

A
  • integrale zorg niveaus; micro, meso en macro
  • macro; systeem integratie
  • meso; organisatorische integratie / professionele integratie
  • macro; klinische integratie
85
Q

Systeem integratie Valentijn / macro niveau

A

mens en populatiefocus op gezondheid systematisch om efficientie en kwaliteit te bevorderen

86
Q

Meso niveau valentijn

A
  • organisatorische integratie; diensten en organisaties op elkaar aansluiten
  • professionele integratie; interprofessionele samenwerking gedeelde rollen en verantwoordelijkheden met als doel continuum zorg leveren (professional minder autonomie)
87
Q

Organisatorische integratie vormen Valentijn

A
  • Hierarchische overheidsstructuren; hoge commitment tussen organisaties
  • Marktgerichte overheidsstructuren; erg flexibel
  • Netwerk bestuursmechanismen; vrijwillige samenwerking, relaties wederzijdse belangen (gouden standaard
88
Q

micro niveau valentijn

A

Klinische integratie

  • coordinatie zorg van persoon over de tijd en disciplines heen, juiste zorg op de juiste plek
  • wensen en behoeften patient centraal
  • patient en arts gedeelde verantwoordelijkheid
89
Q

Links en rechts regenboog valentijn

A

Functionele integratie; financiering, informatie en management
- verbinden om meer waarde voor het systeem
- vb; communicatie en financiering

normatieve integratie; referentiekader en normen en waarden in netwerk onderhouden
- gedeelde visie

90
Q

Horizontale integratie valentijn

A

Algehele gezondheid verbeteren door sector overstijgende zorg = populatie gericht

91
Q

Verticale integratie valentijn

A

samenwerking tussen eerste, tweede en derdelijnszorg bij behandeling

92
Q

WGBO en BIg gebasseerd op

A

Individuele verantwoordelijkheid –> BIG (individuele verwijtbaarheid)

Individuele behandelrelatie –> WGBO

Nu niet meer van toepassing door de complexe praktijk aan zorg die ontvangen wordt

93
Q

Netwerkzorg

A
94
Q

doel zorgnetwerk juridisch

A

Afspraken maken op gezamenlijk en in samenwerking verlenen zorg van ind gericht op kwaliteit en doelmatigheid

  • ordening
  • regionalisering
95
Q

regionalisatie

A

indeling waarbij een overzichtelijk en samenhangend geheel is aan gezondheidsvoorzieningen

96
Q

zorggroepnetwerk

A
  • Netwerk gestart door zorggroep
  • rechtspersoon
  • contracteert met verzekeraar
  • verantwoordelijkheid coördineren zorg
97
Q

gefaciliteerd netwerk

A

Organisatie verleent zelf geen zorg maar ondersteund
- afspraken via deze partij en onderling
- gevormd door zorgaanbieders die programma uitvoeren

98
Q

acute zorgnetwerk

A

netwerk van zorgaanbieders die gezamelijk of in samenhang acute zorg verlenen
- keten die zo spoedig mogelijk zorg moet leveren om overlijden of schade te vermijden
- wtzi; bereikbaarheid en spreiding

ROAZ; regionaal overleg acute zorg
afspraken over afstemming zorg en coordinatie huisartsen, zh en instellingen

99
Q

soorten zorgnetwerken

A
  1. Zorggroepnetwerk
  2. Gefaciliteerd zorgnetwerk
  3. Acute zorgnetwerk
100
Q

Afstemming en samenwerking in wet?

A

Niet
- Goed hulpverlenerschap art. 7:453BW
- WKKGZ art. 3

101
Q

Goed hulpverlenerschap als norm afstemming zorg

A

Definitie WKKGZ art. 2 lid 2

  • Veilig, doelstreffend, doelmatig en clientgericht
  • verantwoordelijk handelen namens professionele standaard
102
Q

Art. 3 WKKGZ

A

Intramurale setting; afstemming verantwoordelijkheden, en verantwoording en afstemming

  • Gaat niet op voor de zorgnetwerken -> geen afstemmingsplich, door niet te kwalificeren als zorgaanbieder
103
Q

Afstemming goed hulpverlenerschap belangrijke richtlijnen

A
  • Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in zorg
    (van toepassing ook op zorgaanbieders en instellingen)
  • Transmuraal ook ipv intramuraal

LESA; landelijke samenwerkingsafspraken eerstelijnszorg
LTA: landelijke transmurale afspraken

104
Q

Tuchtrechtspraak als samenwerking?

A

Als voorval niet beschreven staat in professionele standaard

105
Q

Toelichten welke wijzigingen wenselijk geacht worden gezien de snel veranderende zorgpraktijk en de veranderende maatschappelijke verwachtingen.

A
  • wet plicht tot afstemming
  • concrete normen wat goede afstemming en samenwerking is
106
Q

Beredeneren dat deze wet- en regelgeving, ofschoon zij de belangen van de individuele patient of client bedoelt te beschermen, paradoxaal genoeg op gespannen voet kan staan met een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige zorgverlening waarin de individuele oudere centraal staat;

A

belangen patient; kwaliteit zorg en doelmatigheid in voordeel patient

  • Nu staat alleen individu als zorgaanbieder centraal, deze willen zich indekken per los zorgonderdeel

In kader kwaliteit en doelmatigheid zou er ook een plicht moeten zijn tot afstemming en samenwerking voor de patient

107
Q

Bekostigingsystemen huidig

A
  • DOT (segment a en b - B is vrij onderhandelbaar kwaliteit en prijs)
  • Huisartsen via drie segmenten
  • Langdurige zorg via ZZP VV
  • Thuiszorg en zelfstandige paramedici; per verrichting
108
Q

Huisarts bekostiging

A
  • Segment 1; per capita + ffs
  • segment 2; integrale zorg; tarief per totale behandeling (aantal aandoeningen COPD, diabetes)
  • Segment 3; Outcome based P4P (zorginnovatie en resultaatbeloning)
109
Q

Nadeel bekostiging huidig voor integrale zorg

A

fragmentatie

  • Iedereen wordt anders bekostigd.
  • sommigen winst sommigen verlies
110
Q

integrale bekostigingsvormen

A
  1. koptarief
  2. integraal tarief
  3. capition payment
  4. uitkomst of prestatiebekostiging
111
Q

koptarief

A

tarief om kosten te dekken voor samenwerking en afstemming (MDO en casemanager)

  • Geen prikkel integrale zorg, alleen wat extra geld. Onderliggende prikkels blijven in stand.
112
Q

Integraal tarief

A

Bedrag voor gehele continuum aan zorg (bundelbekostiging)
- vast bedrag samenwerking en zorg kosten
- verdeelsteutels binnen zorggroep

113
Q

Integraal tarief voordelen

A
  • Verschuiving van kosten worden betaald
  • alleen door samen te werken krijg je opbrengsten
  • gezamenlijke verantwoordelijkheid voor specifieke doelgroep/behandeltraject
114
Q

Integraal tarief nadelen

A
  • Onderling moet men het eens worden over de verdelng van geld; niet zeker van de opbrengsten
  • Machtsposities spelen hier een rol
115
Q

Populatiebekostiging

A

vast bedrag voor een populatie

bv; diabetes patienten in een regio

116
Q

Populatiebekostiging voordelen

A
  • Verschuiving van kosten worden betaald
  • alleen door samen te werken krijg je opbrengsten
  • gezamenlijke verantwoordelijkheid voor populatie
117
Q

nadeel populatiebekostiging

A
  • Onderling moet men het eens worden over de verdelng van geld; niet zeker van de opbrengsten
118
Q

P4P of uitkomstbekostiging

A

Bekostiging op basis van uitkomsten of prestaties over het zorgtraject
* Organisaties maken afspraken hoeveel geld eenieder van het totaalbedrag krijgt
* Stand-alone of bovenop andere afspraken; bovenop bundelbekostiging

119
Q

P4P of uitkomstbekostiging nadeel

A
  • onderhandelen dus onzeker over opbrengsten
  • welke uitkomsten, door wie behalen en hoe te meten?
120
Q

P4P of uitkomstbekostiging voordeel

A

Voordeel:
- Verschuiving van kosten worden betaald
- alleen door samen te werken krijg je opbrengsten
- gezamenlijke verantwoordelijkheid voor specifieke uitkomsten

121
Q

Complexiteit en uitdagingen integrale bekostiging

A
  • Meer aanbieders en verzekeraars –> complexiteit onderhandelingen en concurrentie
  • Hoe ga je besparingen en gelden verdelen
122
Q

kosten en opbrengsten ZH, revalidatie en wijkverpleging bekostiging

A
  • Ziekenhuis kosten en opbrengsten gelijk –> DOT financiering
  • Revalidatie en wijkverpleging —> wel gerelateerd
123
Q

Thuiszorg kosten

A

Altijd dekking via uurtje factuurtje

124
Q

evidence based bekostiging keten

A

Integrale bekostiging via prestatieindicatoren

125
Q

Hoe kan een verzekeraar de organisaties sturen om de verbeteringen te implementeren? integrale bekostiging

A

Door shared savings bij integrale bekostiging

  • Verliezen delen binnen keten
  • opbrengsten delen binnen keten

Door prestatiebekostiging

126
Q

afwegingen bij switchen van bekostigingsmodellen?

A
  • Organisatorisch: door intensieve revalidatie (optie ii) stromen de patiënten veel sneller door en hebben zij een kortere ligduur. De organisatie wordt meer afhankelijk van de instroom dan bij de traditionele langere ligduur van patiënten in een revalidatiecentrum.
  • Strategisch: Je kunt als keten een vuist vormen tegenover de verzekeraar in plaats van ieder voor zich. Als keten kan je beter passende tarieven afdwingen
  • Zorginhoudelijke doelen; kwaliteit van zorg behouden blijft, als we mensen vroeger naar huis sturen, blijft de kwaliteit van zorg behouden.