AVV blok 7 Flashcards
Onderzoeksvragen
- Beschrijvend
- Verklarend
- Voorspellend
Beschrijvend/ inventariserende vraagstelling
- gericht op feitelijke deails en beschrijving
- Hoe, wat, wie, welke, waaarom, wanneer hoeveel?
- Trendvraagstelling (>2) tijdstippen;
- comparatieve vraagstelling (>2 locaties)
Hoeveel mensen hebben dementie?
verklarende vraagstelling
-Gericht op oorzaken en verklarende factoren
- Waarom, waardoor, hoe komt het dat… Wat is de reden voor..
Waardoor voelen ouderen zich kwetsbaar
Voorspellend
- Gericht op het voorspellen van effecten en gevolgen
- Tot welke… leidt…. Wat gebeurt er als gevolg van….
Wat zijn de effecten van ouder worden?
Verbanden vraagstellingen
- verklarend en voorspellend –> causaal verband x op y
- Verklarend; hebben y en kunnen terug kijken
- Voorspellen; hebben x en kijken naar y
Voorwaarden causale verbanden
- Oorzaak moet vooraf in de tijd gaan aan het gevolg
- Oorzaak en gevolg moeten duidelijk samenhangen (emperisch waarneembaar gecorreleerd zijn)
- Samenhang mag niet wegverklaard kunnen worden door een derde verschijnsel, dat zowel oorzaak als gevolg bepaalt
Type verbanden tussen variabelen
- positief; als x stijgt, stijgt y ook
- positief; als x daalt, daalt y ook
Voordelen grafische weergave hypothesen
- Overzichtelijke weergave mogelijk;
- Complexe hypothesen makkelijker begrijpen;
- Verschillende hypothesen die over dezelfde variabele gaan, kunnen in 1 model worden weergegeven.
Verschil hypothese voorbeeld
Er is een verschil tussen instelling A en B wat betreft het percentage ouderen met dementie:
instelling A heeft een groter percentage dan B
Instelling –> dementie (A>B)
samenhang hypothese voorbeeld
Er is een positieve samenhang tussen de objectieve gezondheid en de ervaren gezondheid.
Let hierbij op de dubbele pijlen, en op het aangeven van de richting (+).
Causale relatie hypothese voorbeeld
Verminderde sociale steun heeft meer ervaren stress tot gevolg (negatief verband)
Grafische weergave rekening mee houden
- Variabelen specificeren
- Verband specificeren
- Richting specificeren
Mediatie
- Effect van een variable op een andere variabele, verloopt via een derde variabele
- Een extra variabele heeft ook invloed op Y, dan het basisverband
- Grafisch; basisverband en extra variabele (driehoek)
- belangrijk benoemen is doordat na het benoemen van het basisverband
VB: Sociale steun staat in negatief verband met ervaren stress, dat komt doordat meer sociale
steun leidt tot het hoeven uitvoeren van minder taken, wat vervolgens in positief verband
staat met ervaren stress.
Hoe grafisch vormgeven hypothese met intermedierende variabelen
- Variabelen specificeren
- Verband specificeren
- Richting specificeren
- Mediatie benoemen; hoe komt het dat, doordat
Moderatie
- Verband tussen twee variabelen is afhankelijk van een derde variabelen; specificeert bij wie of onder welke omstandigheden
- Een verband geldt niet voor iedereen, maar verschilt.
- Voor wie gelden bepaalde verbanden
- Grafisch; op basisverband een pijl of een Y vorm
Voorbeeld moderatie
y; hoge stress en lage sociale steun hebben het meest negatief verband met emotioneel
welzijn ten opzichte van andere combinaties.
t: Het verband tussen objectieve en ervaren gezondheid hangt af van de leeftijd. Bij een lage
leeftijd is er een sterk verband tussen ervaren en objectieve gezondheid. Bij een hogere
leeftijd is er een zwakker verband tussen ervaren en objectieve gezondheid
Confounders
Verstorende variabele, die als je er geen rekening mee houdt, de indruk kan geven dat er een verband bestaat tussen de twee onderzochte variabelen
variabelen waarmee rekening gehouden moet worden in de analyses, omdat deze impact kunnen hebben op de uitkomstvariabele
- Vertekening ware relatie tussen x en y
- 2 soorten
2 soorten confounders
- Effect op x1 hangt samen met een andere variabele x2 en heeft ook invloed op Y; pijl heen en weer
- Effect confounder beinvloedt alle twee de afhankelijke variabele positief of negatief
Oplossingen bij confounders
- Controleren: confounders opnemen als controle variabelen (covariaten) om samenhang accurater te meten (controleren)
- Stratificatie; constant houden van mogelijke confounders in groepen; RCT
Mediator is geen confounder, want… (en verschil)
Deze hoort bij je hypothese die je gaat onderzoeken en heb je al meegenomen vooraf
variabele die vooraf onderbouwd is –> mediator
Variabele die vooraf niet onderbouwd is en opgenomen –> confounder
operationalisatie
Vertaalslag van constructen naar waarneembare of meetbare variabelen
- Voorwaarde; conceptuele definitie van construct
voorwaarden operationalisatie
- Meting moet overeenkomen met definitie construct (meet wat het moet meten) –> validiteit
- Meting moet nauwkeurig zijn (betrouwbaar)
nominaal en ordinaal voorbeelden
frequenties
verschillen tussen groepen
interval en ratio
gemiddelde, relaties tussen variabelen
invers coderen
variabelen waarvan de scores omgekeerd zijn en moeten omgekeerd worden voor interpretatie
Onderzoeksdesgins
- Meta-analyse
- literatuurreview
- emperische onderzoeken
Experimenteel onderzoek doel
- gelijke verdeling confounders
- Causale relatie aantonen
Voordeel RCT
Causaliteit
Nadeel RCT
- Onetisch
- Onpraktisch
- Tijd en geld
RCT
- klein aantal onafhankelijke en afhankelijke variabelen
- meestal kleine steekproef
- Sterke evidentie voor causaliteit
Quasi experimenteel
- geen randomisatie; toedeling vooraf bepaalt en voor en nameting
Voordeel;
- Kan beter bij onetische vraagstukken
Nadeel:
- Betrouwbaarheid lager dan bij RCt
Observationeel onderzoek voordeel
- Snel, goedkoop
- Groot aantal variabelen; grote vragenlijst
- Grote steekproef
Nadeel observationeel onderzoek
- Geen causaliteit aantonen
Longitudinaal
- Natuurlijke verdeling; geen gelijke verdeling confounders (wie wel roken en niet)
- Niet per se twee groepen; denk aan optimisme meten
- Folluw up belangrijk
- Retrospectief; op basis van eerder beschikbare data
- prospectief; nu meten en toekomst vergelijken
- Correlatie of regressie