Rekruteren & selectie Flashcards

1
Q

Welke 3 fundamentele kenmerken hebben we van een effectieve R&S strategie?

A
  1. strategisch
  2. evidence based
  3. systematisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor wat staat KSAO? En voor wat hebben we die nodig?

A

Knowledge
Skills
Abilities
Other characteristics
Deze zullen aangeven bij een jobfunctie wat je nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke 2 manieren kunnen we aan jobanalyse gaan doen bij een persoon?

A
  1. via kritische incidenten interview –> hier gaan we kijken naar de gedragingen die mensen onderscheiden van effectieve/niet effectieve werknemers
  2. reportory grid –> hier gaan we kijken naar persoonlijke kenmerken die mensen onderscheiden van effectieve/niet effectieve werknemers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke uitdagingen kennen we bij validiteit van selectie?

A

Het criterium probleem –> we zijn vaak heel slecht op criteria te bepalen wie nu iemand geschikt maakt
Het range restrictie probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen maximum en typical performance testen?

A

Typical performance is eerder een persoonlijkheidstest. Deze zijn vaak bruikbaar, maar er zitten ook onbetroubware tests in
Maximum performance is eerder een ability test. Dit wordt gemodereerd door job complexiteit & gemedieerd door leren. Het nadeel aan maximum performance is dat het een adverse impact kan hebben –> je gaat mensen gaan uitsluiten obv bvb leeftijd en IQ. Ze hebben wel een hoge criterium validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 zaken kun je gaan natrekken via een selectie interview met vragen?

A
  1. gedragsgericht
  2. competentiegericht
  3. situationeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor wat staat ORCE & voor wat wordt het gebruikt?

A

Observe
Recode
Classify
Evaluate
Ze worden gebruikt als trainingstool voor mensen die assesoren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke selectie methodes worden positief geëvalueerd door kandidaten?

A
  1. work samples
  2. interviews
  3. cognitive ability tests
  4. persoonlijkheids testen
  5. bio data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de four-fifth rule?

A

Dit is dat de proportie van 1 groep die door geraakt op selectie zou niet minder dan 80% van de proportie van de andere groep mogen zijn die ook geslaagd is (??)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekend adverse impact?

A

= wanneer 1 groep systematisch benadeeld wordt als gevolg van het gebruik van een bepaalde assesment techniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 individuele kenmerken bekeken we bij asynchrone video interview onderzoek?

A
  1. familiale status
  2. seksuele oriëntatie
  3. politieke voorkeur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

elke 4 uitkomstvariabelen bekeken ze bij asyncrhone video interview onderzoek?

A
  1. interviewprestatie
  2. potentiële werkprestatie
  3. gepercipieerde warmte
  4. gepercipieerde competentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke conclusies kunnen we bijbrengen bij de eerste studie omtrent perceptie van ouder / niet ouder op de 4 uitkomstvariabelen?

A
  1. ze dachten dat ouders negatiever beoordeeld gingen worden dan niet-ouders op een solicitatie, maar dit bleek NIET zo te zijn. Echter werden ze juist positiever beoordeeld op interviewprestatie. Er zijn geen verschillen in ratings van potentiële werkprestatie & gepercipieerde competentie. Ze werden wel warmer gezien dan niet ouders zoals de hypothese al had voorgebracht
  2. ze dachten dat moeders negatiever beoordeeld gingen worden op 3 uitkomstvariabelen vergeleken met vaders, maar dit bleek niet het geval. Er was ≠ significante verschillen gevonden voor die utikomstvariabelen.
  3. ze dachten dat er een moderend effect ging zijn tussen de familiale status van de interveiwer, maar dit bleek niet zo te zijn. Dus wilt zeggen dat ze niet pr se positiever of negatiever werden beoordeeld als de interveiwer zelf ouder of geen ouder was
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke conclusies kunnen we bijbrengen bij de tweede studie omtrent homoseksualiteit op de 4 uitkomst variabelen?

A
  1. ze dachten dat homoseksuele mensen negatiever beoordeeld gingen worden dan heteroseksuele mensen, maar dit bleek niet het geval te zijn
  2. ze dachten dat mannelijke homoseksuele mensen negatiever beoordeeld gingen worden dan vrouwelijke, maar dit bleek ook niet het geval te zijn
  3. ze vonden ≠ modererend effect tussen attitudes van interviewer en de beoordeling. Belangrijke noot hier wel bij is dat over het algemeen gezien er een positieve attitude was in deze steekproef omtrent homoseksualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor wat staat de term political affiliation model?

A

= dat recruiters positiever staan tegenover sollicitanten met dezelfde politieke voorkeuren als hen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke conclusies kunnen we bijbrengen bij de derde studie omtrent politieke voorkeur op de 4 uitkomst variabelen?

A
  1. ze dachten dat sollicitanten die dezelfde politieke partij bevoorkeurde als de recruiter positiever werd beoordeeld, en dit bleek ook het geval te zijn
  2. ze dachten dat mensen die geschikt werden verkozen als sollicitant positiever beoordeeld zouden worden als ze dezelfde politieke partij steunden, maar dit bleek niet het geval. het was onafhankelijk van elkaar
  3. er is een klein modererend effect van de mate waarin de interviewer zich met de partij identificeert op evaluatie van de partijcongruente kandidaten
17
Q

Welke 4 trainingscriteria geeft Kirkpatrick aan voor een training te gaan evalueren?

A
  1. reacties
  2. gedragingen
  3. leren
  4. resultaten
18
Q

Welke 4 kernelementen moet een coaching bevatten?

A
  1. tot strand brengen & onderhouden van helpende relatie tussen coach & coachee
  2. waarin persoonlijke ontwikkelingsdoelen expliciet worden gespecifieerd
  3. waarvan de realisatie verloopt via een proces dat gefocust is op inter en intra persoonlijke issues
  4. dat gericht is op groei van de coachee door hem/haar de nodige tools/Vaardigheden/opportuniteiten aan te bieden die nodig zijn om zichzelf te ontwikkelen & meer effectief te maken
19
Q

Welke moderatoren hebben we in dit onderzoek van coaching effectiveness?

A
  1. multi source feedback
  2. coaching delivery format
  3. internal <=> external coach
  4. timing / schema
20
Q

Wat zijn de conclusies van deze 4 moderatoren in het onderzoek van coaching effectiveness?

A
  1. er is een sterker effect van coaching als er MSF wordt gegeven
  2. er was ≠ significant verschil van delivery format
  3. er was een sterker effect als de coach intern was
  4. duurtijd van coaching heeft ≠ significant effect op effectiviteit van coachign