Problemen omtrent de metingen en de theorie van eigenschapspsychologie (Week1) Flashcards

1
Q

2 problemen bij het meten van persoonlijkheid

A
  1. persoonlijkheidseigenschappen moeten consistent zijn
  2. vragenlijsten en meetmanieren moeten betrouwbaar zijn (sociale wenselijkeid etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 aannames om te bepalen of persoonlijkheidseigenschap nuttig kan zijn

A
  1. menschen verschillen in persoonlijkheid door een andere combinatie van karaktertrekken te hebben
  2. persoonlijkheidseigenschappen zijn consistent over tijd
  3. persoonlijksheidseigenschappen zijn consistent over situaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg: latente trek en manifestering van gedrag

A

latente trek: die eigenlijke karaktertrek die niet verandert over tijd

manifestering van gedrag: de gedrag met die een karaktertrek zich uit kan over de (leef)tijd veranderen

(iemand zou zijn hoge behoefte aan spanning met 20 anders uiten dan met 70)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg: situationisme

A

bepalend voor gedrag zijn niet persoonlijkheidseigenschappen maar situaties

dus

gedrag in situatie A niet consistent met gedrag in situatie B ( C,D,E)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitleg: rank order

A

er zijn karaktertrekken die veranderen met leeftijd. als dit de geval is voor iedereen is er sprake van “rank order”

dus

de relatieve mate van een karaktertrek ten opzicht van leeftijdsgenoten blijft gelijk, terwijl de absolute mate van de trek afnemt/toenemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitleg: aggregatie

A

het observeren van gedrag over meerdere situaties -> het gemiddelde van de observaties is betrouwbarer om een karaktertrek te bepalen

het is dus mogelijk de gemiddelde reacties over meerdere situaties te voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

5 manieren op die persoonlijkheidseigenschappen interacteren met situaties

A
  1. situationele specifiteit - bepaalde situaties brengen verschillende PES te voren
  2. strong situation - sommige situaties zijn zo sterk dat zij bij iederen hetzelfde gedrag oproepen -> persoonlijkheid spelt geen rol in deze situaties
  3. situationele selectie - mensen kiezen hun situaties na voorkeur, persoonlijkheid wordt benadrukt door situatie
  4. evocatie - individuele eigenschappen roepen (gewild of juist niet) reacties op bij andere mensen
  5. manipulatie - het beinvloeden van de gekozen omgeving en de mensen daarin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

problemen met metingen:

2 manieren om onzorvuldigheid van proefpersonen te detecteren

A
  1. infrequency scale - items waarop iederen hetzelfde antwoord geeft
  2. duplicate questions - een vraag twee keer laten voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitleg: impression management

A

foute informatie in vragenlijst invullen om indruk op anderen te modificeren

bv. “faking goed/bad” dus sociaal wenselijke antwoorden of valse bescheidenheid

moeilijk te detecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitleg: barnum statements

A

stellingen die op iedereen passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 voorbeelden voor vragenlijsten gebruikt bij personeelsselectie

A
  1. integriteitstesten - werknemers moeten betrouwbaar zijn
  2. screening - screenen na stoornissen of een “prototypische profiel”
  3. typologien onderschieden - types mensen onderscheiden (veel kritiek op, er zijn geen “types” mensen)
  4. selectie - aan de hand van persoonlijkheidsdimensies kijken na wat voor soort mensen de kandidaten zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly