Benaderingen van het zelf Flashcards

1
Q

3 aspecten van het zelf

A

(1) zelfconcept - begrip van zichzelf
(2) zelfvertrouwen
(3) sociale identiteit - hoe iemand zich naar anderen toe presenteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de stappen bij het ontwikkelen van een zelfconcept?

A

(1) zelfherkenning - rond 18 maanden
(2) ondscheiden tussen zelf en anderen, snappen dat er verwachtingen zijn - rond 2 jaar
(3) zelfbesef van geslacht en leeftijd - 2-3 jaar
(4) zelfconcept gebaseerd op ontwikkelen van talenten en vaardigheden - 3-12 jaar
(5) sociale vergelijking
(6) private zelfconcept
(7) perspective taking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg: private zelfconcept

manifestatie in ontwikkeling?

A

deel van het zelfconcept wat voor anderen niet te doorzien is (gedachten, gevoelen, verlangen)

vaak te zien tijdes ontwikkeling: het ontwikkelen van een imaginaire vriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg: zelfschema en possible selves

A

zelfschema: cognitieve representatie van zelfconcept, bouwstene uit die het zelfconcept bestaat

possible selves: wie men mogelijk zou worden in de toekomst (wenselijk maar ook angstopwekkend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Higgins: 3 mogelijke zelven

A

(1) ideale zelf: wie een persoon wil zijn
(2) behoorde zelf: verantwoordelijkheid en verplichting, verwachtingen die anderen hebben
(3) actuale zelf: die persoon die je bent

zelfdiscrepantie tussen actueel en ideaal: verdriet en teleurstelling

zelfdiscrepantie tussen actueel en behoorde: angst, schuldgevoelens, distress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe staan promotie en precentiefocus in verband met de mogelijke zelfs?

A

promotiefocus/ideale zelf: men wil presteren en doelen bereiken ( gericht op genot)

preventiefocus/behoorde zelf: vermijden van schade, zoeken naar veiligheid (gericht op opluchting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg: zelfvertrouwen

A

zelfvertrouwen is de algemene evaluatie van het zelfconcept

zelfvertrouwen = som van positieve/negatieve evaluaties van het hele zelfconcept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschillen hoog/laag zelfvertrouwen in verband met feedback

A

algemeen: feedback consistent met zelfconcept wordt geaccepteerd

negatief feedback: laag zelfvertrouwen -> acceptantie

hoog zelfvertrouwen -> proberen het beter te doen om consistentie te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe manifesteerd zich negatieve feedback bij een persoon met lage zelfvertrouwen in het brein?

A

verhoogde activiteit in de

  • ventrale anterior cingulate cortex
  • medial prefrontal cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitleg: anxiety buffering terror management

Larsen en Prizmic

A

techniek om met mislukkingen goed om te kunnen gaan:

lijst maken met alle dingen in het leven die wel goed gaan en deze dagelijks bij zich houden

-> bij mislukking op lijst kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitleg: verlegenheid

A

verlegenheid: door het gevoel te hebben dat de aandacht van anderen op deze persoon gericht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verschil verlegenheid en introvertie

A

introvertie: voorkeur alleen te zijn
verlegenheid: willen graag sociale interactie, deel zijn van groep, maar door angst en onzekerheid moeite daarmee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ontwikkeling van verlegenheid

A

20% van baby’s huilen bij onbekende personen -> indicatie voor verlegenheid later

wel mogelijk om over verlegenheid heen te komen door oefening met sociale situaties (bekrachtigt door ouders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rol van de amygdala bij verlegenheid

A

amygdala betrokken bij angstregulatie

verlegene mensen reactievere amygdala + verhoogde cortisolproductie (in verband met relatief hoge levels stress)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verlegenheid + sociability = ?

A

risicofactor voor middelenmisbruik

(verlegenheid alleen beschermend factor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

7 manieren om verlegenheid aan te pakken

A

(1) kom opdagen
(2) geef jezelf geloof
(3) stel kleine doelen op
(4) leg de aandacht bij anderen
(5) straal warmte uit
(6) anticipeer op mislukking
(7) meng je in de menigte

17
Q

wat houdt sociale angst in?

A

ongemakkelijk gevoel gerelateerd aan sociale interactie of zelfs de gedachte aan sociale interactie

mensen met sociale angst

(1) zullen zichzelf negatief evalueren na sociale interacties
(2) kunnen onvriendelijk overkomen,bv door oogcontact vermijden

18
Q

hoe ontwikkeld sociale angst?

2 factoren

A

zowel

(1) genetisch - bij zeer jonge kinderen al zichtbaar
(2) aangeleerd - evaluation apprehension aanleren

19
Q

Patricia Linville

uitleg: zelfcomplexiteit

lage vs hoge zelfcomplexiteit - voor en nadelen

A

het zelf bestaat uit verschillenden onderdelen door rollen die mensen aannemen (moeder, vriendin, collega)

lage zelfcomplexiteit: richten op een aspect van zelf (generaliseren van een aspect op hele zelf)

hoge zelfcomplexiteit: differentieren tussen aspecten van zelf

allebei voor en nadeel:

laag -> generaliseren van positief, maar ook negatief

hoog -> positief/negatief geen zo grote impact

20
Q

6 mythen over zelfvertrouwen

A

(1) zelfvertrouwen -> andere positieve eigenschappen
(2) zelfvertrouwen -> schoolprestatie
(3) zelfvertrouwen -> job prestatie
(4) zelfvertrouwen -> mensen aardig
(5) laag zelfvertrouwen -> vergroot risico op drugsmisbruik of risicovol seksueel gedrag
(6) laag zelfvertrouwen -> agressief

21
Q

uitleg: variabiliteit van zelfvertrouwen

vs

niveau van zelfvertrouwen

A

variabiliteit: magnitude van korte termijn fluctuaties in continue zelfvertrouwen
- >afhankelijk van situationele factoren en hoe op deze factoren gereageerd wordt
niveau: level van zelfvertrouwen op lange termijn

22
Q

7 technieken om het zelfvertrouwen te beschermen

A

(1) gewenste constructen: cognitieve strategieen om werel positief te zien
(2) zelfbevestigende reflecties: benadrukken van de eigen kracht
(3) positieve omarming: positieve feedback opzoeken
(4) defensief: negatieve feedback vermijden
(5) “mnemic” verwaarlozing: selectief vergeten/ophalen van negatieve/positieve informatie
(6) defensive pessimisme: problemen anticiperen, weinig verwachten
(7) zelfhandicapping

23
Q

2 kenmerken van identiteit

A

(1) continuiteit: belangrijke aspecten van mensen veranderen relatief weinig
(2) contrast: de combinatie van alle karaktertrekken maken je uniek

24
Q

Erik Erikson: hoe ontwikkelt identiteit?

wat zijn mogelijke moeilijkheiden?

A

separatie van je ouders, eigenstandig beslissingen nemen/doelen bereiken etc

sommige mensen: overnemen van identiteit van bv. ouders -> niet flexibel, koppig bij stress

er bestaat risico van rolverwarring: oorspronkelijke identiteit verliezen

25
Q

2 typen identiteitscrisis

A

(1) identiteitstekort: nog geen identiteit gevormd, maar wel al beslissingen moet nemen
(2) identiteitsconflict: tegenstrijdigheid tussen twee onderdelen van de identiteit, gebeurt vaak als mensen een belangrijke levensbeslissing moeten nemen

26
Q

hoe kan een identiteitscrisis opgelost worden?

A

bepalen wat belangrijk voor je is -> omzetten in gedrag

na dat conflict opgelost is, is de identiteit sterker

27
Q

2 typen diefstal van sociale identiteit

A

(1) account takeover: gebruik maken van bestaande informatie van een ander persoon (bv creditcard)
(2) application fraud: gebruiken van identiteit van een ander persoon om een nieuwe rekening te openen