Perfectum-Imperfectum -5 Flashcards
acht
bezoeken
bezocht-bezochten
hebben bezocht
brengen
bracht-brachten
hebben gebracht
denken
dacht-dachten
hebben gedacht
kopen
kocht-kochten
hebben gekocht
moeten
moest-moesten
hebben gemoeten
kunnen
kon-konden
hebben gekund
mogen
mocht-mochten
hebben gemogen
zoeken
zocht-zochten
hebben gezocht
zullen
zou-zouden
geen perfectum
zeggen
zei-zeiden
hebben gezegd
zien
zag-zagen
hebben gezien
willen
wou/wilde-wilden
hebben gewild
opstaan
stond op-stonden op
zijn opgestaan
treffen (to meet)
trof-troffen
hebben getroffen
uitdoen
deed uit-deden uit
hebben uitgedaan
vergeten
vergat-vergaten
zijn/hebben vergeten
weten
wist-wisten
hebben geweten
vervangen
verving-vervingen
hebben vervangen
steken (to stab)
stak-staken
hebben gestoken
oversteken (to cross)
stak over-staken over
zijn overgestoken
nakijken (to check, to review)
keek na-keken na
hebben nagekeken