18 maart 2024 Flashcards

1
Q

to vote
to tune

A

stemmen

De kijkers konden een week lang online stemmen op wat zij het ultieme Vlaamse gerecht vonden. (Viewers could vote online for a week on what they thought was the ultimate Flemish dish.)

Ik ga stemmen bij de verkiezingen.
(I am going to vote in the elections.)

ik stem voor (of: tegen) I vote in favour (of: against)

(muziek) tune, tune up (orkest)

Hij stemt zijn gitaar voordat hij optreedt.
(He tunes his guitar before he performs.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rabbit with plums (prunes=kuru erik)

A

konijn met pruimen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

the in-house chef

A

de huiskok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

to add / to put in/into

A

toevoegen / doen .. bij

Ik ga de bloem toevoegen aan het beslag. (I am going to add the flour to the batter.)

Ik doe de suiker bij de koffie. (I put the sugar in the coffee.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

to mix / to blend

A

mengen

Nadat je alle ingrediënten hebt toegevoegd, moet je ze goed mengen. (After adding all the ingredients, you should mix them well.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

to peel (bicakla)

A

schillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

to peel (elle)

A

pellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to bake

A

bakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to roast” or “to fry

A

braden

We braden de kip in de oven met wat kruiden en olijfolie. (We roast the chicken in the oven with some herbs and olive oil.)

Mijn moeder braadt altijd aardappelen in de pan met een beetje boter. (My mother always fries potatoes in the pan with a little butter.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

to stir

A

roeren

Roer de saus goed door voordat je hem serveert. (Stir the sauce well before serving it.)
Ik roer in de soep om te zien of hij al klaar is. (I stir the soup to see if it’s ready.)
Zij roert in de koffie om de suiker op te lossen. (She stirs the coffee to dissolve the sugar.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to boil

A

koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

to stew / to simmer
agir ateste yavasca pisirmek

A

stoven / sudderen

Stoven: This refers to cooking food slowly in a closed container, such as a pot or Dutch oven, with added liquid like broth or wine. The food is typically cut into pieces and cooked until tender.

Sudderen: This also involves cooking food slowly in a closed container with added liquid, but the term “sudderen” specifically emphasizes the gentle simmering of the liquid. It suggests a slower and gentler cooking process than “stoven.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to pour

A

gieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to sift (elekten gecirmek)

A

zeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to crack an egg
to separate the egg white and the egg yolk

A

een ei breken
het eiwit en het eigeel scheiden

Nadat je het ei hebt gebroken, kun je het eiwit en het eigeel scheiden door de dooier voorzichtig van het wit te scheiden.
(After you’ve cracked the egg, you can separate the egg white and the egg yolk by carefully separating the yolk from the white.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to whisk = to beat (cirpmak)

A

kloppen

klop de eieren en de suiker

Voordat je het beslag in de oven doet, moet je de eieren en suiker goed kloppen tot het mengsel licht en luchtig is.
(Before putting the batter in the oven, you should beat the eggs and sugar well until the mixture is light and fluffy.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

to zest

A

raspen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

to dice

A

in stukjes snijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to steam

A

stomen

Ik ga de groenten stomen voor het avondeten.
(I’m going to steam the vegetables for dinner.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

to melt

A

smelten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

to spread

A

smeren

Ik smeer wat jam op mijn croissant als ontbijt.
(I spread some jam on my croissant for breakfast.)

22
Q

to chop finely” or “to mince

A

snipperen

23
Q

to season = to flavor

A

kruiden

Ik hou ervan om mijn gerechten te kruiden met verse kruiden zoals basilicum en tijm. (I like to flavor my dishes with fresh herbs like basil and thyme.)

24
Q

to heat up / to warm up

A

opwarmen

Ik ga mijn lunch in de magnetron opwarmen voordat ik ga eten.
(I’m going to heat up my lunch in the microwave before I eat.)

25
Q

to fry

A

bakken

26
Q

to cool down = to chill

chill the wine
sarabi serinletmek

A

afkoelen

Ik zet mijn drankjes altijd in de koelkast om ze snel af te laten koelen. (I always put my drinks in the refrigerator to cool them down quickly.)

27
Q

to rinse

A

spoelen

28
Q

to “the core” or “the seeds” in English. I.

A

het klokhuis

Als je het klokhuis van de peer verwijdert, kun je de rest van het fruit gebruiken voor een fruitsalade. (If you remove the core from the pear, you can use the rest of the fruit for a fruit salad.)

it refers to the central part of fruits such as apples and pears, which typically contains the seeds

29
Q

to remove

A

verwijderen

Als je het klokhuis van de peer verwijdert, kun je de rest van het fruit gebruiken voor een fruitsalade.
(If you remove the core from the pear, you can use the rest of the fruit for a fruit salad.)

30
Q

done, cooked

A

gaar

Bak de aardappelen in de oven tot ze goudbruin en gaar zijn.
(Bake the potatoes in the oven until they are golden brown and cooked.)

31
Q

lid / cover

A

het deksel

Zorg ervoor dat je het deksel op de pan doet om het water sneller te laten koken. (Make sure to put the lid on the pot to make the water boil faster.)

32
Q

celery

A

de selder

33
Q

garlic

A

de look

34
Q

beef

A

het rundvlees

35
Q

minced meat” or “ground meat

A

het gehakt

36
Q

flour

A

de bloem

37
Q

salt
pepper
sugar

A

het zout
de peper
de suiker

38
Q

thyme

A

de tijm

39
Q

bay leaf

A

de laurier

40
Q

parsley

A

de peterselie

41
Q

batter (hamur)

A

het beslag

Giet de helft van de melk bij het beslag en blijf roeren.

42
Q

dish

A

de schotel

43
Q

to place, put in

A

inzetten

Zet de schotel 30 minuten in de voorverwarmde oven.
(Place the dish in the preheated oven for 30 minutes.)

44
Q

to preheat

A

voorverwarmen

Verwarm de oven voor op 180°C.

45
Q

Place the dish in the preheated oven for 30 minutes

A

Zet de schotel 30 minuten in de voorverwarmde oven.

46
Q

2 tablespoons of apple-pear syrup

A

2 eetlepels appel-perenstroop

47
Q

2 bay leaves

A

2 bladjes laurier

48
Q

1 dash of vinegar

A

1 scheutje azijn

49
Q

clove (karanfil)

A

de kruidnagel

50
Q

pepper from the mil

A

peper van de molen

51
Q

1 clove of garlic

A

1 teentje knoflook