29 april 2024 Flashcards

1
Q

already
ever
not yet (2 forms)
never before / never yet

A

al
al eens
nog niet / nog geen
nog nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ook
already
ever
not yet (2 forms)
never before / never yet

positie in de zin–>??

A

Hepsi cumlede “niet” nereye geliyorsa ayni yere gelir

Heb jij al een opera gezien?
Ik heb nog geen opera gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

al ile sorulan soruya –>?
al eens ile sorulan soruya –>?

A

al –> nog niet / nog geen
al eens –> nog nooit

Heb je al boodschappen gedaan?
Nee, ik heb nog geen boodschappen gedaan.

Heb je al eens bergbeklimmen geprobeerd?
(Have you ever tried mountain climbing?)
Nee, dat lijkt me te gevaarlijk. Ik heb het nog nooit gedaan.
(No, that seems too dangerous. I’ve never done it.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

To put something outside

A

buiten zetten

Ik ga de vuilnisbakken buiten zetten.”
(I’m going to put the trash cans outside.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

structuur van de positie van
al, al eens, nog niet, nog nooit, nog geen

Heb je het vuilnis buitengezet? (met al)
Heb je frieten gebakken? (met al)

A

Heb je het vuilnis al buitengezet?

het vuilnis specifiek oldugu icin “al” substantief ten sonra gelir

Heb je al frieten gebakken?

frieten specifiek olmadigi icin substantief ten once gelir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Have you gone to the supermarket yet?

A

Ben je al naar de supermarkt gegaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Have you put out the bins yet?
No, I haven’t put out the bins yet

A

Heb je de vuilnisbakken al buitengezet?
Nee, ik heb de vuilnisbakken nog niet buitengezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Have you fried fries yet?
No, I haven’t fried fries yet

A

Heb je al frietjes gebakken?
Nee, ik heb nog geen frietjes gebakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Are you tired yet?
No, I am not tired yet

A

Ben je al moe?
Nee, ik ben nog niet moe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Are you working yet?
No, I am not working yet

A

Werk je al?
Nee, ik werk nog niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

freezer

A

de diepvries

Heb je al vlees uit de diepvries gehaald?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

love letter

A

de liefdesbrief

Heb jij al een liefdesbrief gekregen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to meet, meet up

A

afspreken

Ik spreek met Mustafa af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to make an appointment
appointment

A

een afspraak maken
de afspraak

Ik heb morgen een afspraak met mijn kapper.”
(I have a haircut appointment tomorrow.)

Ik wil graag een afspraak maken met de dokter.”
(I would like to make an appointment with the doctor.)

“Kun je even een afspraak maken om de details te bespreken?”
(Can you please schedule a meeting to discuss the details?)

“We hebben een afspraak gemaakt om vanavond te gaan eten.”
(We made an appointment to meet for dinner tonight.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fairy tales

A

de sprookjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

As a child, I used to watch animated films on television

A

Als kind keek ik altijd naar animatiefilms op de televisie.

17
Q

Cocukken..

A

Als kind

18
Q

Have you smoked a cigar yet?
I haven’t smoked a cigar yet

A

Heb jij al een sigaar gerookt?
Ik heb nog geen sigaar gerookt

19
Q

landlord
owner
tenant

A

de huisbaas
de eigenaar
de huurder

20
Q

Have you ever been in a helicopter?

A

Heb jij in een helicopter gezeten?

21
Q

Have you cut your finger?

A

Heb jij in je vinger gesneden?

22
Q

mijn vinger snijden
appel snijden

verschil?

A

Ik sneed in mijn vinger
Ik sneed een appel

23
Q

a fancy suit

A

een sjiek kostuum

24
Q

positie van de “toch” ?

A

in het midden
(Cumlenin basinda toch kullanilmaz)

toch=however

25
Q

to stay

A

logeren (lojerin okunur)

Mijn familie logeert bij mij
My family is staying with me

26
Q

to go to cafe/restaurant

A

gaan op cafe/ restaurant
gaan naar het cafe/restaurant

27
Q

I know
I don`t know

A

Ik weet het
Ik weet het niet

Altijd met “het”

28
Q

seafood

A

zeevruchten

29
Q

Alle refleksief verbas –> zijn/hebben?

A

hebben

Ik heb me goed gevoeld

30
Q

in parenthesis

A

tussen haakjes

31
Q

thuisblijven
thuiskomen -> welke prepositie?

A

Ik blijf thuis
Ik kom thuis

GEEN PREPOSITIE

32
Q
A