26 Februari 2024 Flashcards

1
Q

Have you ever thrown a snowball?
Positief antwoord
Negatief antwoord
never –>?

A

Heb je al eens een sneeuwbal gegooid?

Ja, ik heb al eens een sneeuwbal gegooid.
Yes, I’ve thrown a snowball before.

Nee, ik heb nog nooit een sneeuwbal gegooid
(No, I have never thrown a snowball)
2de alternatief:
Ik heb dat nog nooit gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

to have bad dreams tonight

A

Vanacht slecht dromen

Reflectie in de ochtend:

Jij: “Ik had gelijk. Ik heb vanacht slecht gedroomd, maar gelukkig is het nu voorbij.”
(You: “I was right. I had bad dreams last night, but fortunately, it’s over now.”)

Discussie over slaapgewoonten:

Kamergenoot: “Heb je ooit last van vanacht slecht dromen?”
Jij: “Soms, vooral als ik gestrest ben. Het komt en gaat.”
(Roommate: “Do you ever experience having bad dreams at night?”

You: “Sometimes, especially when I’m stressed. It comes and goes.”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

camping with a tent

A

met een tent kamperen

Vriend 1: “Wat gaan we dit weekend doen?”
Jij: “Laten we met een tent gaan kamperen in het bos. Dat lijkt me leuk!”
(Friend 1: “What are we going to do this weekend?”

You: “Let’s go camping with a tent in the forest. That sounds like fun!”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dressing your children

A

Je kinderen aankleden

Ik moet de kinderen aankleden voordat we naar school gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

the Belgian national anthem

A

Het Belgische volkslied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

twins

A

de tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

making food yourself” or “cooking yourself

A

Eten zelf maken

Vanavond ga ik eten zelf maken. Ik heb een nieuw recept dat ik wil uitproberen.”
(Tonight, I’m going to make food myself. I have a new recipe I want to try out)

Ik heb gisteren lasagne zelf gemaakt. Wil je een portie proeven?”
(I made lasagna myself yesterday. Would you like to taste a portion?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

the absence or longing for my parents

A

Het gemis van mijn ouders

Op mijn verjaardag voelde ik het gemis van mijn ouders extra sterk. Ze zijn zo ver weg.”
(On my birthday, I felt the absence of my parents even more strongly. They are so far away.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

living alone” or “moving out to live on one’s own

A

Alleen gaan wonen

Ik ga alleen wonen om meer zelfstandigheid en onafhankelijkheid te ervaren.”
(I’m moving out to live alone to experience more independence and autonomy.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

the divorce of her parents

A

De scheiding van haar ouders

De scheiding van haar ouders heeft een diepe emotionele impact gehad op het hele gezin.”
(The divorce of her parents had a profound emotional impact on the entire family.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

I am married X I am divorced

A

Ik ben trouwed X Ik ben gescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

social worker
society

A

de maatschappelijk assistent
de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to graduate

A

afstuderen

Ik ben trots. Ik ga afstuderen na hard werken.”
(I am proud. I am going to graduate after working hard.)

Feest na het afstuderen:

“We vieren een feest na het afstuderen.”
(We celebrate a party after graduation.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

the return home to Belgium after a year of studying in Scotland

A

De thuiskomst in België na een jaar studeren in Schotland

Na een jaar studeren in Schotland was de thuiskomst in België een emotioneel maar vreugdevol moment, waarbij ik mijn familie weer kon omhelzen.”
(After a year of studying in Scotland, returning home to Belgium was an emotional yet joyful moment, where I could embrace my family again.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

love
beloved / loved one
sweetheart / darling

A

de liefde
de geliefde
het liefje

De liefde:

Meaning: “De liefde” translates to “love” in English.
Usage: This phrase refers to the emotion of love, the romantic or affectionate feeling one has for another person. It can also be used more broadly to express love in a general sense, such as love for family, friends, or even activities.
Example: “Zij delen een diepe liefde voor elkaar.” (They share a deep love for each other.)
De geliefde:

Meaning: “De geliefde” translates to “the beloved” or “the loved one” in English.
Usage: This term is often used to refer to the person who is loved or cherished by someone else. It can be used to describe a romantic partner or someone who holds a special place in one’s heart.
Example: “Zij is mijn geliefde, mijn metgezel voor het leven.” (She is my beloved, my companion for life.)
Het liefje:

Meaning: “Het liefje” can be translated as “sweetheart” or “darling” in English.
Usage: This term is an endearing and affectionate way to refer to a loved one, often used in a romantic context. It’s a more informal and tender expression, conveying a sense of warmth and fondness.
Example: “Kom hier, mijn liefje, ik heb je gemist.” (Come here, my sweetheart, I missed you.)
In summary, “de liefde” is the general concept of love, “de geliefde” refers to the beloved or loved one, and “het liefje” is an endearing term for a sweetheart or darling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

I would like the pizza (polite and common)
I would like to have the pizza
I’ll take the pizza

A

Ik had graag de pizza
Ik zou graag de pizza hebben
Ik neem de pizza

17
Q

I would not like to drink coffee

A

Ik zou niet graag koffie drinken
Ik zou (niet) koffie (niet) willen drinken (both are correct)

18
Q

Zouden voor alle persoons

A

Ik zou
jij zou
U zou
Hij/Zij/Het zou

Wij zouden
Jullie zouden
Zij zouden

19
Q

Do you like living in Belgium?

A

Woon je graag in België?

20
Q

Would you like to move to another country?

A

Zou je naar een ander land willen verhuizen?

21
Q

Would you like to live in another country? (2 forms)

A

Zou je graag in een ander land wonen?
Zou je in een ander land willen wonen?

22
Q

Omdat structuur

A

OMDAT + subject + info + Verbum

Ik ga niet naar het feest omdat ik ziek ben.”
(I’m not going to the party because I am sick.)

23
Q

advantage X disadvantage

A

voordelen X nadelen

24
Q

both

A

beide

Ik hou van beide. Het is me gelijk

25
Q

kiss

A

de zoen

Ze gaf hem een liefdevolle zoen op zijn wang.”
(She gave him a loving kiss on his cheek.)

26
Q

mes - mees (uitspraak)

A

mees –> agiz yanlara acilarak okunur, meees olarak

27
Q

ij vs ei (uitspraak)

ou vs au

A

ij = ei
Her ikisi de “ey” olarak okunur
pijn vs meisje

ou = au
Her ikisi de “ aow” olarak okunur

bout vs auto

28
Q

to pour

A

gieten

Ik ga wat water in het glas gieten.”
(I am going to pour some water into the glass.)

29
Q

It is your turn

A

Het is jouw beurt