22 april 2024 Flashcards

1
Q

sled (kizak)

A

de slee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fine, penalty

A

de boete

Ik moet de boete nog betalen.
(I still have to pay the fine.)
De politie heeft een boete uitgeschreven voor het parkeren op de stoep.
(The police issued a fine for parking on the sidewalk.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

to offer

A

aanbieden

Imperfect tense: bood aan (offered)
Perfect tense: heeft aangeboden (has offered)

De winkel biedt korting aan op alle schoenen.
(The store is offering a discount on all shoes.)
Ik heb haar aangeboden om haar te helpen met de verhuizing.
(I offered to help her with the move.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

It is forbidden

A

Het is verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

It is raining too much

A

Het giet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

It is someone who has no good manners

A

Het is iemand die geen goede manieren heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

comic

A

het stripverhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tin Tin

A

Kuifje (tuft, crest –> percem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

history, long story

A

de geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pijamas

A

het nacht hemd (long),
de pijama

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to become famous

A

bekend worden

Veel Belgische tekenaars werden bekend in de hele wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als structuur

A

ALS + katapult, inversie
Normale zin, ALS + katapult

Als het warm is, ga ik naar de zee
Ik draag altijd mijn zonnebril, als de zon fel schijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als vs Wanneer

A

Als sart belirtir, ama zaman icin de sikca kullanilir –>
Als het warm is, ga ik naar de zee –> sicak olursa denize giderim

Wanneer “oldugunda” anlamindadir. –>
Wanneer het warm is, ga ik naar zee. –> Hava sicak oldugunda, ne zaman sicak olursa denize giderim.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als wordt alleen gebruikt voor ..?

A

Presens, nu!
It is not used for the past

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

when it is cold, I wear a coat

A

als het koud is, draag ik een jas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

When I’m free, I’ll come help you.
When the stores open, we can go shopping

A

Wanneer ik vrij ben, kom ik je helpen
Wanneer de winkels opengaan, kunnen we gaan shoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De zon schijnt fel. Ik draag altijd mijn zonnebril

Met Als, 2 forms –>

A

Als de zon fel schijnt, draag ik altijd mijn zonnebril.
Ik draag altijd mijn zonnebril, als de zon fel schijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bright, brightly

A

fel

Ik draag altijd mijn zonnebril, als de zon fel schijnt.

18
Q

When I go to the chip shop and eat a big packet of chips, I always take mayonnaise.

A

Als ik naar het frietkot ga en een groot pak frieten eet, neem ik altijd mayonaise.

!!! 2 keer KATAPULT

19
Q

to get hunger

A

honger krijgen

Ik krijg honger van het koken. (Cooking makes me hungry.)

Na een lange wandeling krijg je snel honger. (You get hungry quickly after a long walk.)

Het is alweer etenstijd, dus ik begin honger te krijgen. (It’s time to eat again, so I’m starting to get hungry.)

20
Q

If I drink a coffee with milk, I immediately get very hungry

A

Als ik een koffie met melk drink, krijg ik onmiddelijk grote honger

21
Q

a chip shop or frites stall

A

Het frietkot
de friterie
de frituur

22
Q

Ik ga naar mijn vrienden om samen met hen te zingen. We kiezen altijd voor karaoke. Met ALS –> ??

A

Als ik naar mijn vrienden ga om samen met hen te zingen, kiezen we altijd karaoke.

“Om Te” ye kadar olan bolum katapult olur!!!!

23
Q

It depends on you

A

Dat hangt van jou af.

24
Q

Scholen in Belgie ?

A

2.5-5 jaar
de kleuterschool
het kleuter onderwijs

6-12 jaar –> het lager onderwijs
de basisschool
het basisonderwijs

12-18 jaar –> het middelbaar onderwijs
de middelbare school
het secundair onderwijs

+18 jaar –> het hoger onderwijs
de universiteit (akademik egitim)
het hogeschool (hem akademik hem mesleki)

25
Q

school career” but has a broader meaning. It refers to the entire journey a student takes through formal education, encompassing:

A

de schoolloopbaan

Different schools and educational levels: This includes primary school (basisschool), secondary school (middelbare school), higher vocational education (hoger beroepsonderwijs, HBO), and university (universiteit).
The path a student chooses within a school: This could involve selecting specific tracks or programs within a school.
The overall experience and development: Schoolloopbaan encompasses not just academics but also social and personal development that takes place during a student’s time in education.

Ik ben nog aan het begin van mijn schoolloopbaan.” (I’m still at the beginning of my school career.)
“Zij denkt na over haar verdere schoolloopbaan.” (She’s thinking about her future educational path.)

26
Q

career

A

de loopbaan

27
Q

male teacher X female teacher (informal)

A

de meester X de juf

Meester, kan ik naar de wc?” (Master, can I go to the toilet?)
Juf, mag ik even naar het toilet?” (Juf, may I go to the toilet?)

28
Q

subject (school), profession, occupation

A

de vak

Elke leerkracht heeft een ander vak (subject)
Zij is dokter van beroep.” (She is a doctor by profession.) (Occupation)
“Wiskunde is mijn favoriete vak op school.” (Math is my favorite subject at school.) (Subject)

29
Q

to follow subjects

A

vakken volgen

Ik volg dit semester te veel vakken.” (I’m taking too many subjects this semester.)

Ik volg Nederlandse les

30
Q

mathematics
geography
Sciences, scientific disciplines
physical education
social sciences

A

de wiskunde
de aardrijkskunde
Wetenschappen
de lichamelijke opvoeding
de humane wetenschappen

31
Q

religion

A

de godsdienst

32
Q

morality” or “ethics

A

de zedenleer

33
Q

TOEN structuur –??

A

TOEN + katapult, inversie
Normale zin, TOEN + katapult

ALTIJD –> imperfectum

Toen ik 2.5 jaar was, ging ik voor de eerste keer naar school
Ik ging voor de eerste keer naar school, toen ik 2.5 jaar was.

34
Q

ALS vs TOEN

A

ALS –> presens, nu
TOEN –> imperfectum = het verleden

35
Q

USED TO

A

VROEGER

Ik dronk vroeger graag melk
(I used to like to drink milk)

36
Q

Did you used to like to drink milk?
I used to like to drink milk (2 opties)

And now?
Do you like to drink milk now?
I also like to drink milk now

A

Dronk je vroeger graag melk?
Ik dronk vroeger graag melk
Vroeger dronk ik graag melk

En nu?
Drink je nu graag melk?
Ik drink nu ook graag melk

37
Q

She used to be able to cook well
Did you used to have to get up early every day?

A

Vroeger kon zij goed koken.
Moest jij vroeger elke dag vroeg opstaan?

38
Q

to stay

A

verblijven = logeren (lojirin okunur)

Daar logeert hij een week in Hotel Batavia

39
Q

He is staying there for a fortnight (2 weeks)

A

Hij logeert daar twee weken

40
Q

host family

A

de gastgezin

Wij zijn op zoek naar een gastgezin in Nederland voor onze uitwisselingsstudent uit Japan.
(We are looking for a host family in the Netherlands for our exchange student from Japan.)

41
Q

will–> imperfectum 2 forms

A

wilden
wouden

42
Q

candle

A

de kaars

Elsje blies de kaarsen uit
Elsje blew out the candles

43
Q

vase

A

de vaas