19 February 2024 Flashcards

1
Q

1999

A

negentienhonderdnegenennegentig

altijd zeg “honderd”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2024

A

tweeduizendvierentwintig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Postcodes
1050
8560

A

duizendenviftig
achtduizend vijfhonderdzestig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

the event

A

De gebeurtenis

De gebeurtenis vond plaats op het stadsplein.
(The event took place in the city square.)

We herinneren ons de belangrijke gebeurtenis in 2020 nog goed.
(We still vividly remember the significant event in 2020.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

the birth

A

De geboorte

De geboorte van hun eerste kind was een bijzonder moment voor het gezin.
(The birth of their first child was a special moment for the family.)

We vieren de geboorte van de prins met festiviteiten in het hele land.
(We celebrate the birth of the prince with festivities throughout the country.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

the wedding day

A

De huwelijksdag = de trouwdag

Wij vieren onze huwelijksdag elk jaar met een romantisch diner.
(We celebrate our wedding day every year with a romantic dinner.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

the purchase of your first car

A

De aankoop van je eerste auto

De aankoop van je eerste auto is vaak een opwindende mijlpaal in het leven.
(The purchase of your first car is often an exciting milestone in life.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

the first school day

A

de eerste schooldag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

the arrival in Belgium

A

de komst naar Belgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Preposities

… 2018
… 07/11/2015

A

in 2018
op 07/11/2015

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

scholen in Nederland in volgorde

A

1.Peuterspeelzaal / Kleuterschool:

Age Range: 2-4 years
This is a preschool or kindergarten where children start their early education.

2.Basisschool (Primary School):
Age Range: 4-12 years
Primary school provides foundational education and typically covers grades 1 to 6 or 1 to 8.

  1. Secundaire School (Secondary School / High School):
    Age Range: 12-18 years
    Secondary school covers the teenage years and generally includes different levels or grades.

4.Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) or Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs (HAVO) or Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO):
Age Range: 16-18 years (MBO) or 12-18 years (HAVO and VWO)
After completing secondary school, students may choose between various educational paths, including vocational education (MBO) or pre-university education (HAVO and VWO).

5.Hoger Beroepsonderwijs (HBO) or Wetenschappelijk Onderwijs (WO):
Age Range: 18+ years
This stage involves higher education, with HBO representing universities of applied sciences and WO representing academic universities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

31/12/2023

A

oudejaarsavond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zinsconstructie

A

T E M P O
tijd maneer plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Preposities
dag
maand, jaar, seizoen
uur
periode
bestemming
universiteit, school

A

op + dag
in + maand, jaar, seizoen
om + uur
periode –> geen prepositie (Ik woon 3 jaar in Belgie)
naar + bestemming
aan + universiteit, school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

somewhere else

A

ergens anders

Ik wil dit weekend ergens anders naartoe gaan, misschien naar de kust.
(I want to go somewhere else this weekend, maybe to the coast.)

Als dit restaurant volgeboekt is, laten we ergens anders proberen.
(If this restaurant is fully booked, let’s try somewhere else.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

a foreign boy

A

Een buitenlandse jongen

In de klas zit een nieuwe buitenlandse jongen die vloeiend Engels spreekt.
(There is a new foreign boy in the class who speaks English fluently.)

17
Q

street interview

A

het straatinterview

18
Q

somewhere
nowhere

A

ergens
nergens

19
Q

Ruben would never want to live anywhere else

A

Ruben zou nooit ergens anders willen wonen

20
Q

would like

A

Zou graag
zou willen

21
Q

intermediate language

A

tussentaal (gurbetcilerin Turkcesi gibi 2 arada kalmis dil)

In informele gesprekken gebruiken mensen vaak tussentaal om zich spontaner uit te drukken.
(In informal conversations, people often use intermediate language to express themselves more spontaneously.)

22
Q

changeable or variable weather

A

Wisselvallig weer

Neem altijd een paraplu mee, vooral tijdens wisselvallig weer, want je weet nooit wanneer het gaat regenen.
(Always carry an umbrella, especially during variable weather, because you never know when it’s going to rain.)

23
Q

I would rather live in Turkey, but I prefer to live in Germany

A

Ik woon liever in Turkije, maar ik woon het liefst in Duitsland

24
Q

sure, certain

A

zeker

25
Q

probably

A

waarschijnlijk

Het waarschijnlijk regent vanmiddag, dus neem een paraplu mee.
(It will probably rain this afternoon, so take an umbrella with you.)

Ze is waarschijnlijk al onderweg naar het feest, want ze houdt van punctualiteit.
(She is probably already on her way to the party because she values punctuality.)

26
Q

financial condition or financial state

A

De financiële toestand

It refers to the overall financial health or situation of an individual, organization, or entity.

Sample Sentences:

De financiële toestand van het bedrijf is momenteel stabiel en gezond.
(The financial condition of the company is currently stable and healthy.)

27
Q

Belgium / Belgian

A

Belgie
de Belg (mensen)
belgische chocolade (adjectief)

28
Q

I agree with you

A

Ik ben het eens met je
Ik ga akkoord met je

29
Q

Waarom?

A

Omdat

30
Q

It doesn’t matter

A

Het is me gelijk = Het is om het even

Het is me gelijk waar ik woon

31
Q

I WANT

A

IK WIL + INFO + INFINITIEF

Ik wil zwarte Belgische chocolade eten
Ik wil lekker ontbijten

32
Q

I WOULD LIKE

A

IK ZOU (NIET) GRAAG + INFO + INFINITIEF
Ik zou (niet) graag op vakantie gaan

IK ZOU (NIET) + INFO + WILLEN + INFINITIEF
Ik zou (niet) op vakantie (niet) willen gaan –> 2 sekilde de negatif yapilabilir
Ik zou (geen) frietjes willen eten

33
Q

WOULD YOU LIKE?

A

ZOU + SUBJECT + GRAAG + INFO + INFINITIEF
Zou je graag je job veranderen?

WIL + SUBJECT + INFO + INFINITIEF
Wil je iets drinken?

34
Q

pet

A

het huisdier

35
Q

to rest

A

rusten
gerust (perfectum)
rustte (imperfectum)

Ik heb gerust (I have rested)
Jij/u heeft gerust (You have rested - informal/formal)
Hij/Zij/Het heeft gerust (He/She/It has rested)
Wij/jullie/zij hebben gerust (We/You/They have rested)
Imperfectum (Past Simple):

Ik rustte (I rested)
Jij/u rustte (You rested - informal/formal)
Hij/Zij/Het rustte (He/She/It rested)
Wij/jullie/zij rustten (We/You/They rested)

36
Q

I would like to take a photo

A

Ik zou een foto willen nemen/maken