Orga begrippen week 2 Flashcards
Fysieke structuur
verwijst naar de ruimtelijke-temporele relaties tussen materiële elementen en de symbolische betekenissen die deze belichamen
Sociale structuur
relatie tussen de rollen en verantwoordelijkheden van de leden in de organisatie
Scalaire principe
speciale hiërarchie wanneer elke positie in een organisatie ondergeschikt is aan slechts 1 andere positie
Formalisering
De mate waarin de regels, verordeningen, het beleid en de procedures organisatorische activiteiten regeren
Gecentraliseerde organisatie
Controle wordt gehandhaafd aangezien de besluiten bijna altijd bij de bovenkant van de hiërarchie worden genomen en de werknemers deze dienen te volgen
Gedecentraliseerde organisatie
Berust de besluitvorming op de participatie van de leden
Horizontale differentiatie
Een vorm van structurele differentiatie, die optreedt wanneer een organisatie zich specialiseert
Verticale differentiatie
Geeft het aantal niveaus in een organisatorische hiërarchie aan
Integratie
Proces dat de inspanningen over alle subsystemen heen verenigt
Simpele structuur
Een volledige, flexibele, sociale relatie met beperkte differentiatie. Geen hiërarchie en weinig ruimte specialisatie.
Functionele structuur
Groepeert activiteiten volgens gelijkaardig werk, zodat mensen binnen elke eenheid gerelateerd werk kunnen doen om een bepaalde set van doelen te bereiken.
Multidivisionele (M-vorm) structuur
Bestaat uit een set van afzonderlijke organisaties, die worden aangestuurd door een apart managementteam maar rapporteert aan de leidinggevenden op het hoofdkantoor
Matrix structuur
Combineert de efficientie van het functionele ontwerp met de flexibiliteit van reactiviteit van de multidivisionele vorm
Netwerkorganisatie
Bestaan uit veel eenheden die zijn georganiseerd rond een centraal distributiekanaal dat het netwerk ondersteunt, bv met technische expertise en apparatuur
Crwodsourced organisaties (virtuele)
Onderscheiden zich door het gebruik van sociale media om de organisatie op te zetten en te ondersteunen