Orga begrippen week 1 Flashcards
Heuristics
Strategieen die de keuzes en het gedrag van mensen sturen,
Voordeel: onschatbare leidraad
Nadeel: gevaar van vooringenomenheid neemt toe (vooroordelen)
Hogere orde concepten
Ontwikkeld door extra herhalingen van abstractie processen, elke herhaling hoger niveau
Fenomeen van belang
Onderwerp en focus van een theorie en wat de theoreticus wil verklaren, begrijpen of waarderen
Theoretiseren
Proces van het voorstellen van ideeën over hoe concepten zich verhouden tot een interessant fenomeen
Theoretisch perspectief
Groep theoretici binnen een vakgebied werken, zelfde gedachtegang beetje
Paradigma
Wereldbeeld dat stevig geworteld s in de geesten en acties van mensen, in mate dat zij geen alternatieven overwegen
Moderne perspectief
Theorieën voor causale verklaringen onderzoeken, geïnteresseerd in de antecedenten/gevolgen van het fenomeen van belang
Symbolische perspectief
Richten zich op interpretaties en de interpretatieve processen omdat deze verbonden zijn met symbolen
Triangulatie
Het gebruik van meerdere verschillende bronnen om bevindingen te ondersteunen
Postmoderne perspectief
Focus ligt op het modernistische management en de theorievorming in de praktijk, losgemaakt van organisaties richten zich op degenen die invloed hebben op organisatorische fenomenen (intenties en motivaties).
Beweren dat werknemers gevangen zitten in een systeem dat hen misleidt en uitbuit.
Ontologie
Houdt zich bezig met de aannames over het bestaan en definities van de werkelijkheid
Epistemologie
Onderzoekt wat kennis is en hoe kennis wordt gevormd. Belangrijk omdat theoretici epistemologische aannames maken wanneer zij concepten of theorieën bedenken of uitwerken
Objectieve ontologie
Gaat ervan uit dat er een onwrikbare realiteit bestaat en die onafhankelijk is van onze perceptie.
Omarmt door modernisten.
Positieve epistemologie
Ziet kennis zoals die gegenereerd wordt door de wetenschappelijke methode; het ontwikkelen en testen van hypothesen die afgeleid zijn van theorieën