Neuropsychologie principes van de psychofarmacologie. Flashcards

Neuropsychologie principes van de psychofarmacologie.

1
Q

Wat is psychofarmacologie?

A

De discipline die de effecten van drugs op gedrag, cognitie en emotie onderzoekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de dosis-responscurve?

A

Hoeveel moet er worden toegediend van een bepaalde stof om een bepaald effect te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent potent?

A

Een stof is bij geringe toename van dosering al merkbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent het als iets een weinig doelmatige stof is?

A

Het maximale effect is heel snel bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het therapeutisch venster?

A

Geeft de speelruimte weer tussen de gewenste en ongewenste effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is pre-puls-inhibitie?

A

Het vermogen om de respons op een sterke stimulus te onderdrukken wanneer deze voorafgegaan wordt door een zwakkere stimulus. PPI meet hoe goed je hersenen het harde geluid kunnen “afzwakken” of “remmen” omdat je eerst dat zachte geluid hebt gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als iemand een probleem heeft met PPI?

A

Als iemand een probleem heeft met PPI, kunnen ze gevoeliger zijn voor harde geluiden of moeilijker om te gaan met veel prikkels tegelijk. Dit komt vaak voor bij mensen met aandoeningen zoals schizofrenie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een statische interactie?

A

Het effect op het gedrag van de ene stof onder invloed van de andere stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is receptorinteractie?

A

Naar hoe een geneesmiddel zich bindt aan specifieke receptoren in de hersenen (of elders in het lichaam) en hoe deze interactie de werking van dat geneesmiddel beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

Het lot van een stof die op de een of andere manier in het lichaam is gekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kunnen geioniseerde moleculen de BHB passeren?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is transmissie?

A

Signalen worden overgedragen van de ene naar de andere neuron op de synaps.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is desensisatie?

A

Het ongevoeliger worden van receptoren na herhaaldelijke stimulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een synaps?

A

De verbinding tussen twee neuronen waarbij de communicatie plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is neurotransmissie?

A

Het proces waarbij de chemische stoffen (de neurotransmitters) van het ene neuron naar het andere neuron worden overgedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een receptor?

A

Een eiwit op het postsynaptische neuron dat reageert op neurotransmitters, elke receptor is specifiek voor bepaalde neurotransmitters.

17
Q

Wat doet antidepressiva?

A

Verhogen de beschikbaarheid van serotonine (neurotransmitters) door heropname te blokkeren.

18
Q

Wat doen antipsychotica?

A

Blokkeren de dopamine-receptoren om symptomen van schizofrenie te verlichten. Dit betekent dat dopamine zich niet goed aan deze receptoren kan binden en zijn effect niet kan uitoefenen.

19
Q

Wat is down regulation?

A

Receptoren nemen af. Na gebruik agonist.

20
Q

Wat is up regulation?

A

Toename van receptoren, na gebruik van antagonist.

21
Q

Wat is metabolische tolerantie?

A

Stof wordt snel afgebroken waardoor er grote hoeveelheden nodig zijn om het gewenste effect te bereiken.

22
Q

Hoe kan doelmatigheid ook worden omschreven?

A

Het effect van een stof. Dit verwijst naar de mate waarin een stof, na binding aan een receptor, daadwerkelijk een biologisch effect veroorzaakt.

23
Q

Wat betekent affiniteit?

A

Hoe goed kan een stof aan een receptor binden?

24
Q

Wat is fysiologisch effect?

A

Datgene wat er verandert in de postsynaptische cel als gevolg van binding van een middel met de doelreceptor.

25
Q

Wat is het biochemisch effect?

A

Verwijst naar de eerste interactie van een stof.

26
Q

Wat betekent een geringe therapeutische breedte?

A

Er moet zorgvuldig gedoseerd worden. Drempelwaarde van toxische concentratie wordt snel overschreden.

27
Q

Wat is sensitiatie?

A

Gevoeliger worden van receptoren.