Neuropsychologie 21. Flashcards

Neuropsychologie 21.

1
Q

Wat is vacsculaire parkinson?

A

Parkinson maar dan door vasculaire schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In wat voor opzicht schelen a-typische vormen van Parkinson met de normale Parkinson?

A

A-typisch is veel progressiever, sneller uitval en beperkte reactie op medicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 4 karakteristieke motorische symptomen van Parkinson?

A

Bradykinesie (trager worden van bewegingen), rigiditeit (stijver worden van spieren), rusttremor (schudden van ledemaat) en houdingsinstabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het PIGD-subtype en waar staat het gekenmerkt om?

A

Subtype van Parkinson, is gekenmerkt door progressiever verloop, snellere cognitieve uitval en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn niet motorische klachten bij Parkinson?

A

Sensorische stoornissen (pijn), slaapstoornissen, stoornissen in de autonomische functies (blaasproblemen etc) neuropsychiatrische stoornissen, cognitieve stoornissen en vermoeidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt Parkinson gekenmerkt in de neuropathalogie?

A

Degeneratie van dopamine producerende neuronen in de pars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn lewy-body deeltjes?

A

Ophopingen van eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kan beeldvormend onderzoek Parkinson vaststellen?

A

Nee, SPECT of PET scan kunnen dopamine te kort zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer wordt er aan de a-typische vormen van Parkinson gedacht?

A

Als deze niet reageren op Parkinson medicatie, snelle progressie of ernstige autonome stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is typerend voor MRA?

A

Autonome stoornissen, spraak en slikstoornissen en slechte houding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is typerend voor PSP?

A

Stoornissen in oogbewegingen, houding is rechtop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is typerend voor CBD?

A

Moeilijk te diagnosticeren, aanhoudende samentrekking van spieren en moeite met aansturen spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is typerend voor LBD?

A

Hallucinaties. Veel overlap met Parkinsondementie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn responsflucaties?

A

Schommelingen van of medicatie wel of niet aanslaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer spreken we van Parkinsondementie?

A

Als er stoornissen zijn in meerdere cognitieve domeinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is kenmerken voor Parkinsondementie ten opzichte van Alzheimer?

A

Fluctuaties van aandacht, en het cognitief functioneren.

17
Q

Wanneer wordt LBD gediagnosticeerd in plaats van Parkinson?

A

Als de cognitieve uitgang begint binnen een jaar na het debuut van de motorische klachten.

18
Q

Wat kan gezegd worden over de cognitieve stoornissen van Parkinson ten opzichte van a-typische Parkinson?

A

Parkinson zijn cognitieve stoornissen en psychiatrische stoornissen redelijk licht.

19
Q

Wat is level 1 onderzoek dementie?

A

Kan door behandeld specialist worden uitgevoerd, geen kennis nodig van neuropsychologische diagnostiek.