Lexique didactique - Ch. 8: Vente et consommation Flashcards
op krediet kopen
acheter à crédit
een voorschot
un acompte
een koper
un acquéreur
aanschaffen
acquérir
een aankoop
une acquisition
een zaak
une affaire
een voorschot
une avance
een bestelbon
un bon de commande
een cliënt, een klant
un client
een cliënteel
une clientèle
een bestelling
une commande
bestellen
commander
een handelaar
un commerçant
een handel
un commerce
een detailhandel
un commerce de détail
een groothandel
un commerce de gros
een commercieel handelsverkoper
un commercial
contant
comptant
een koop sluiten
conclure un marché
een zaak afhandelen
conclure une affaire
een verkoopscontract
un contrat de vente
onder rembours
contre remboursement
een huurkoop, een leasing
un crédit-bail
een detailhandelaar
un détaillant
een bod, een opbod
une enchère
de aanschaf maken van
faire l’acquisition de
leveren
fournir
een leverancier
un fournisseur
een levering
une fourniture
een groothandelaar
un grossiste
leverbaar
livrable
een levering
une livraison
bezorgen
livrer
aan huis bezorgen
livrer à domicile
een bezorger
un livreur
de huur
la location
de huurkoop
la location-vente
huren
louer
een handelaar, adj.: handels-
un marchand
het afdingen
le marchandage
afdingen
marchander
te koop zetten
mettre en vente
een onderhandelaar
un négociant
onderhandelen
négocier
over de prijs onderhandelen
négocier le prix
een bestelling
un ordre
bestelling plaatsen
passer commande
een handelsvertegenwoordiger
un représentant de commerce
vrijblijvend
sans engagement
het debetsaldo
le solde dû
op bestelling
sur commande
de teleshopping
le téléachat
een transactie
une transaction
een verkoper
un vendeur
verkopen
vendre
bij opbod verkopen
vendre aux enchères
de verkoop
la vente
de detailverkoop
la vente au détail
de veiling
la vente aux enchères
de verkoop in het groot
la vente en gros
de postorderverkoop
la vente par correspondance
de openbare verkoop
la vente publique
een assortiment
un assortiment
de inventaris opmaken
dresser l’inventaire
einde reeks
fin de série
een gamma
une gamme
het stockbeheer
la gestion des stocks
de onverkochte artikelen
les invendus (m.)
een inventaris
un inventaire
zolang de voorraad strekt
jusqu’à épuisement des stocks
de goederen
la marchandise
de stockrotatie
la rotation des stocks
een stock
un stock
stockeren
stocker
tegen een lage prijs
à bas prix
goedkoop
à bon compte
tegen een verminderde prijs
à moindre prix
tegen halve prijs
à moitié prix
tegen kostprijs
à prix coûtant
tegen een hoge prijs
à prix élevé
gratis
à titre gracieux
bij afslag
au rabais
voordelig
avantageux
goedkoop
bon marché
de prijzen drastisch verlagen
casser les prix
duur
cher
de duurte
la cherté
de kost
le coût
de totale kost
le coût total
kosten
coûter
twee euro per stuk
deux euros la pièce
tweedehands
d’occasion
een prijslijst
une liste de prix
een prijsverhoging
une majoration de prix
de prijzen verhogen
majorer les prix
een kans, een tweedehandsproduct
une occasion
een aanbieding, een prijsofferte
une offre
een speciale aanbieding
une offre spéciale
de prijs
le prix
duur
onéreux
de eenheidsprijs
le prix à l’unité
de kostprijs
le prix coûtant
de aankoopprijs
le prix d’achat
een vriendenprijs
un prix d’ami
een fabrieksprijs
un prix d’usine
een detailprijs
un prix de détail
een groothandelsprijs
un prix de gros
een lanceringsprijs
un prix de lancement
een kostprijs
un prix de revient
een verkoopsprijs
un prix de vente
een prijs zonder BTW
un prix hors taxes
de nettoprijs
le prix net
de maximumprijs
le prix plafond
de bodemprijs, minimumprijs
le prix plancher
de eenheidsprijs
le prix unitaire
de afslag
le rabais
de prijs-kwaliteitverhouding
le rapport qualité-prix
de korting
la remise
de ristorno
la ristourne
afprijzen
solder
de solden
les soldes (m.)
een bedrag
une somme
een tarief
un tarif
het huidig tarief
le tarif en vigueur
de tarifering
la tarification
de waarde
la valeur
waard zijn (ww)
valoir
gratuitement, gracieusement
à titre gracieux (synonymes)
een winkelcentrum
un centre commercial
de franchising
le franchisage
de franchise
la franchise
de franchisegever
un franchiseur
de franchisenemer
un franchisé
een grootwarenhuis
un grand magasin
een hypermarkt
un hypermarché
een winkel
un magasin
een huis
une maison
een handelshuis
une maison de commerce
het hoofdhuis
la maison mère
een markt
un marché
een verkooppunt
un point de vente
een superette
une supérette
een supermarkt
un supermarché
een winkelpand
une surface commerciale
een consumentenvereniging
une association des consommateurs
een behoefte
un besoin
een consumptiegoed
un bien de consommation
het consumentengedrag
le comportement du consommateur
een consument
un consommateur
de consumptie
la consommation
het dagelijks gebruik
la consommation courante
de consumptie voor levensonderhoud
la consommation de subsistance
verbruiken
consommer
de levensduurte
le coût de la vie
de uitgave
la dépense
de verkwisting
le gaspillage
verkwisten
gaspiller
een index
un index
een indexering
une indexation
indexeren
indexer
een index van de verbruiksprijzen
un indice des prix à la consommation
een gewogen index
un indice pondéré
een gezin
un ménage
de levensstandaard
le niveau de vie
het gezinsbudget
le panier de la ménagère
de koopkracht
le pouvoir d’achat
de consumentenprijs, de verbruikersprijs
le prix à la consommation
een behoefte bevredigen
satisfaire un besoin
de consumptiemaatschappij
la société de consommation
in zijn behoeften voorzien
subvenir à ses besoins
een verwachting
une attente
de kwaliteitscontrole
le contrôle de qualité
de garantie
la garantie
een label
un label
een klaagbrief
une lettre de réclamation
een norm
une norme
kwalitatief
qualitatif
de kwaliteit
la qualité
een klacht
une réclamation
de tevredenheid van de klant
la satisfaction (du client)
tevreden of geld terug
satisfait ou remboursé
de klantendienst
le service du contentieux