Lexique didactique - Ch. 1: Economie générale et histoire économique Flashcards
aankoop
achat
aankopen, kopen
acheter
koper
acheteur
deelnemer aan het economisch proces, economisch subject
agent économique
prijsverhoging
augmentation du prix
de prijs verhogen
augmenter le prix
prijsverlaging
baisse des prix
de prijs verlagen
baisser le prix
bezit, goed
bien
kapitaalgoederen
biens d’investissement
immateriële goederen
biens immatériels
Materiële goederen
biens matériels
prijsblokkering
blocage des prix
handel
commerce
ruilhandel
commerce de troc
buitenlandse handel
commerce extérieur
binnenlandse handel
commerce intérieur
de kosten drukken
comprimer les coûts
afzet markt
débouché
vraag
demande
een prijs bepalen
établir un prix
handel drijven met
faire du commerce avec
prijsschommeling
fluctuation des prix
verdienen, winnen
gagner
verdienste, winst
gain
prijsstijging
hausse des prix
wet van vraag en aanbod
loi de l’offre et de la demande
wet van de markt
loi du marché
handelaar
marchand
verkoops-
marchand
afdingen
marchander
markt
marché
goederenmarkt
marché des biens
dienstenmarkt
marché des services
zwarte markt
marché noir
winstmarge
marge bénéficiaire
maximaliseren
maximaliser
winstmaximalisering
maximisation des profits
maximaliseren
maximiser
aanbod
offre
handelspartners
partenaire commercial
winst
profit
voordelig, winstgevend
profitable
profiteren
profiter
dienst
service
zwartwerk
travail au noir
landbouw
agriculture
voedingsmiddelenindustrie
agroalimentaire
bio-industrie
bio-industrie
bouw(sector)
construction
landbouwoverschotten
excédents agricoles
landbouwer
exploitant agricole
landbouwbedrijf
exploitation agricole
industrialisatie
industrialisation
industrializeren
industrialiser
Industrie
industrie
ontginningsindustrie
industrie d’extraction
basisindustrie
industrie de base
verdelingsindustrie
industrie de transformation
mijnbouwindustrie
industrie minière
grondstoffen
matières premières
multi-sectorieel
multisectoriel
olie-exporterend land
pays pétrolier
visvangst
pêche
ruwe olie
pétrole brut
olie-, petroleum-
pétrolier
bekwaamheden/bestaansmiddelen/rijkdommen
ressources
energiebronnen
ressources énergétiques
natuurlijke rijkdommen
ressources naturelles
sector
secteur
landbouwsector
secteur agricole
voedingsmiddelenindustrie
secteur agroalimentaire
milieu-industrie
secteur de l’environnement
spitstechnologische industrie
secteur de l’industrie de pointe
dienstensector
secteur des services
industriële sector
secteur industriel
commerciële sector
secteur marchand
niet-commerciële sector
secteur non-marchand
primaire sector
secteur primaire
privé-sector
secteur privé
openbare sector
secteur public
openbare sector
secteur public
leidinggevende sector, quartaire sector, speerpuntsector
secteur quaternaire
secundaire sector
le secteur secondaire
sociale sector
secteur social
Tertiaire sector
secteur tertiaire
Metaalindustrie, staalnijverheid
sidérurgie
telecommunicatie
télécommunications
olieschok
Choc pétrolier
kapitalistische economie
économie capitaliste
markteconomie
économie de marché
geleide economie
économie dirigée
vrije markteconomie
économie libérale
planeconomie
économie planifiée
Economische geschiedenis
Histoire économique
Keynesianisme
keynésianisme
Liberalisme
libéralisme
marxisme
marxisme
Mercantilisme, winstbejag
Mercantilisme
arbeidsbeweging
mouvement ouvrier
patronaat, werkgevers
patronat
proletariaat
prolétariat
industriële revolutie
Révolution industrielle
syndicalisme
syndicalisme
taylorisme
taylorisme
toewijzing van middelen
allocation de ressources
toekennen
allouer
laagconjunctuur
basse conjoncture
conjunctuur
conjoncture
ongunstige conjunctuur
conjoncture défavorable
gunstige conjunctuur
conjoncture favorable
stijgende curve
courbe ascendante
dalende curve
courbe descendante
economische crisis
Crise économique
economische groei
croissance économique
achteruitgang, verval
déclin
achteruitgaan, vervallen
décliner
deflatie
déflation
inzinking, recessie
dépression
sneeuwbaleffect
effet boule de neige
economische bloei
essor économique
economische groei
expansion économique
hoogconjunctuur
haute conjoncture
inflatie
inflation
hollerende inflatie
inflation galopante
de inflatie in bedwang houden
maîtriser l’inflation
krachteloosheid, malaise, stagnatie
marasme
Bbp (bruto binnenlands product)
PIB (Produit Intérieur Brut)
BNP (bruto nationaal product)
PNB (Produit National Brut)
voorspoed, welvaart
prospérité
achteruitgang/recessie
récession
inflatiebeperking
réduction de l’inflation
inkrimping van de geldcirculatie
réduction de la masse monétaire
de inflatie aan banden leggen
réduire l’inflation
hervorming
réforme
herhaling, herstel, overname
reprise
seizoens-
saisonnier
economische toestand
situation économique
prijsspiraal
spirale des prix
Stagnatie, stilstand
stagnation
inflatiepercentage
taux d’inflation
antitrust
antitrust
de muntstabiliteit waarborgen
assurer la stabilité de la monnaie
prijsbehering
contrôle des prix
de prijzen in bedwang houden
contrôler les prix
vrijmaken
débloquer
ontwikkeling van strategische sectoren
développement des secteurs stratégiques
bezuiniging; sparen
épargne
krediet bevorderen
faciliter le crédit
de discontovoet bepalen
fixer le taux d’escompte
de prijsindex
indice des prix
staattussenkomst
intervention de l’Etat
liberaal
libéral
liberalisering
libéralisation
liberalizeren
libéraliser
vrijhandel
libre échange
geldcirculatie
masse monétaire
financiële maatregel
mesure financière
monetaire maatregel
mesure monétaire
Monetarisme
monétarisme
controle-orgaan
organe de contrôle
ontwikkelingspool
pôle de développement
bezuinigingpolitiek
politique d’austérité
economische politiek
politique économique
fiscale politiek
politique fiscale
Monetaire politiek
politique monétaire
sociale politiek
politique sociale
de geldcirculatie aan banden leggen
réduire la masse monétaire
heropleving
relance
de economie weer op gang brengen
relancer l’économie
regionale ontwikkelingsmaatschappij
Société de développement régional
post-industriële maatschappij
société postindustrielle
discontovoet
taux d’escompte