Kapitel 8 woordenlijst a Flashcards
1
Q
bijten
A
beiBen
2
Q
blaffen
A
bellen
3
Q
ontstaan
A
entstehen
4
Q
ontwikkelen
A
entwickeln
5
Q
vliegen
A
fliegen
6
Q
haten
A
hassen
7
Q
noemen
A
nennen
8
Q
beschermen
A
schützen
9
Q
proberen
A
versuchen
10
Q
wegen
A
wiegen
11
Q
bang zijn voor
A
Angst haben vor (+3)
12
Q
naar het asiel brengen
A
ins Tierheim bringen
13
Q
uit het asiel halen
A
aus dem Tierheim holen
14
Q
met de hond naar buiten gaan
A
mit dem Hund rausgehen
15
Q
aan de riem lopen
A
an der Leine laufen
16
Q
in de kooi zitten
A
im Käfig sitzen
17
Q
de kattenbak schoonmaken
A
das katzenklo saubermachen
18
Q
gekleurd
A
bunt
19
Q
bijna
A
fast
20
Q
niet klein, maar groot
A
nicht klein, sondern groB